Ze deed wat hij zei. Toen de dienstdoende agent op het bureau vroeg of ze niet kon wachten tot Björk gekomen was, begon ook zij te schreeuwen. Ze belde het nummer zodra ze het had gekregen.
‘Wat moet ik zeggen?’ vroeg ze.
‘Alfred Harderberg is bezig het land te verlaten in zijn vliegtuig’, zei Wallander. ‘Björk moet dat tegenhouden. Hij heeft niet meer dan een halfuur de tijd.’
Björk kwam aan de telefoon. Wallander hoorde hoe Ann-Britt letterlijk zijn woorden herhaalde. Nadat ze zwijgend had geluisterd, gaf ze hem de telefoon.
‘Hij wil met jou praten.’
Hij nam de telefoon aan met zijn rechterhand en gaf wat minder gas.
‘Wat bedoel je dat ik Harderbergs vliegtuig moet tegenhouden?’ raspte Björks stem door de telefoon.
‘Hij zat achter de moorden op Gustaf en Sten Torstensson. Bovendien is Kurt Ström dood.’
‘Ben je zeker van wat je zegt? Waar zit je ergens? Waarom is de verbinding zo slecht?’
‘Ik ben onderweg van kasteel Farnholm. Ik heb geen tijd voor discussies. Hij is nu op weg naar het vliegveld. Hij moet onmiddellijk worden tegengehouden. Wanneer dat vliegtuig opstijgt en het Zweedse luchtruim verlaat, krijgen we hem nooit meer te pakken.’
‘Ik moet zeggen dat dit heel vreemd klinkt’, zei Björk. ‘Wat doe je op deze tijd van de ochtend op kasteel Farnholm?’
Wallander realiseerde zich dat Björks sceptische vragen heel logisch waren. Even ging het door hem heen hoe hij zelf in Björks situatie zou hebben gereageerd.
‘Ik weet dat het als pure waanzin klinkt’, zei hij. ‘Maar je moet het risico maar nemen me te geloven.’
‘Dit vereist in elk geval dat ik met Per Åkeson in overleg ga’, zei Björk.
Wallander steunde.
‘Daar is geen tijd voor’, zei hij. ‘Je hoort toch wat ik zeg. Er is toch wel politie op Sturup? Die moeten Harderberg tegenhouden.’
‘Bel over een kwartier terug’, zei Björk. ‘Ik neem nu meteen contact op met Åkeson.’
Wallander was nu zo razend dat hij bijna de macht over het stuur verloor.
‘Draai dat verrekte raam naar beneden!’ schreeuwde hij.
Ann-Britt Höglund deed wat hij zei. Wallander gooide de telefoon naar buiten.
‘Doe het nou maar weer dicht’, zei hij. ‘Dit moeten we zelf oplossen.’
‘Weet je zeker dat het Harderberg is?’ vroeg ze. ‘Wat is er gebeurd? Ben je gewond?’
Wallander negeerde de laatste twee vragen.
‘Ik weet het zeker’, zei hij. ‘Ik weet ook dat we hem nooit meer te pakken krijgen als hij het land verlaat.’
‘Wat ben je van plan?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Ik weet het niet’, zei hij. ‘Ik heb absoluut geen idee. Ik moet iets verzinnen.’
Maar toen ze veertig minuten later Sturup naderden, had hij nog steeds geen idee van wat er zou gebeuren. Met gierende banden remde hij bij het hek rechts van het luchthavengebouw. Om te kunnen zien klom hij op het dak van de auto. Om hen heen waren passagiers die vroeg moesten vertrekken, blijven staan om te kijken wat er aan de hand was. Een auto van een cateringbedrijf stond aan de binnenkant van het hek het uitzicht te belemmeren. Wallander begon met zijn armen te zwaaien, te schreeuwen en te vloeken om te zorgen dat de chauffeur hem zou zien en de wagen weg zou zetten, maar de man achter het stuur was verdiept in een krant en had de tierende man op het dak van de auto niet in de gaten. Toen trok Wallander zijn pistool en schoot in de lucht. Er brak onmiddellijk paniek uit bij degenen die waren blijven staan om te kijken wat er aan de hand was. Mensen renden alle kanten op, koffers bleven achter op het trottoir. De chauffeur van de vrachtwagen had op het schot gereageerd en zich gerealiseerd dat Wallander bedoelde dat hij zijn auto moest verplaatsen.
Harderbergs Grumman Gulfstream stond er nog. Het zachtgele licht van de schijnwerpers glinsterde op de romp van het vliegtuig.
De twee piloten die op weg waren naar het vliegtuig hadden het schot ook gehoord en waren blijven staan. Wallander wierp zich van het dak van de auto naar beneden om te voorkomen dat ze hem zouden ontdekken. Hij klapte hard met zijn ene schouder tegen de straat. De pijn maakte hem nog razender. Hij wist dat Alfred Harderberg daar nog ergens in het gele luchthavengebouw moest zijn en hij was niet van plan hem te laten ontkomen. Hij rende naar de toegangsdeuren, struikelend over koffers en karretjes, met Ann-Britt Höglund een paar stappen achter zich. Toen hij de glazen deuren was gepasseerd en naar het kantoor van de luchthavenpolitie stormde, had hij zijn pistool nog steeds in zijn hand. Omdat het een vroege zondagochtend was, waren er weinig mensen op het vliegveld. Bij de incheckbalie stond maar één rij, voor een chartervlucht die naar Spanje ging. Toen Wallander eraan kwam rennen, smerig en onder het bloed, brak er een enorme chaos uit. Ann-Britt Höglund riep dat alles in orde was, maar haar stem ging verloren in al het lawaai. Een politieman die een krant had gekocht, zag Wallander aan komen rennen. Het pistool in zijn hand was duidelijk zichtbaar. Hij gooide zijn krant weg en begon koortsachtig de code van de deur naar de politiepost in te toetsen, maar Wallander greep hem bij zijn arm nog voor de deur was opengegaan.