Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(145)

By:Henning Mankell


‘Je zou dit eigenlijk niet moeten doen’, zei ze.

‘Ik doe mijn hele leven al dingen die ik eigenlijk niet zou moeten doen’, antwoordde Wallander. ‘Waarom zou ik daar nu mee ophouden?’

Ze stelden hun walkietalkies in.

‘Waarom ben je politieagent geworden en geen dominee?’ vroeg hij toen hij in het zwakke schijnsel van de walkietalkies een glimp van haar gezicht opving.

‘Ik ben verkracht’, zei ze. ‘Dat heeft alles in mijn leven veranderd. Het enige waar ik daarna aan kon denken, was dat ik bij de politie wilde.’

Wallander bleef zwijgend zitten zonder te antwoorden. Toen opende hij het portier van de auto en deed dat voorzichtig weer achter zich dicht.

Het was alsof hij rechtstreeks een andere wereld binnenstapte. Ann-Britt Höglund bevond zich niet meer in zijn buurt.

De nacht was heel stil. Om de een of andere reden moest hij er opeens aan denken dat over twee dagen het Luciafeest was. Hij liet zich in de schaduw van een boom wegzakken en vouwde de kaart open. In het schijnsel van zijn zaklamp probeerde hij de belangrijkste details uit zijn hoofd te leren. Daarna deed hij de lamp uit, stopte de kaart in zijn zak en begon langzaam langs de weg te rennen die naar de poort van het kasteel voerde. Het zou onmogelijk zijn over de dubbele afrastering te komen. Er was maar één weg naar binnen en die ging door de poort.

Na tien minuten bleef hij staan om op adem te komen. Daarna vervolgde hij voorzichtig zijn weg tot hij de schijnwerpers zag die de poort en de wachtbunker verlichtten.

Ik moet uitgaan van datgene wat ze niet verwachten, dacht hij. Dat een bewapende man in zijn eentje zal proberen het kasteel binnen te komen.

Hij deed zijn ogen dicht en haalde een paar keer diep adem. Vervolgens trok hij zijn pistool uit zijn zak.

Aan de achterkant van de wachtbunker was een smal stukje grond dat in de schaduw lag.

Hij keek op zijn polshorloge. Het was drie minuten voor tien.

Toen vertrok hij.





17

De eerste oproep per walkietalkie kwam al na dertig minuten.

Ze kon hem duidelijk horen, zonder storingen, alsof hij niet bij de auto vandaan was gegaan maar zich daar nog steeds ergens in de schaduwen in de buurt bevond.

‘Waar zit je?’ vroeg ze.

‘Ik zit op het terrein’, antwoordde hij. ‘Mijn volgende oproep kun je over een uur verwachten.’

‘Wat gebeurt er?’ vroeg ze.

Maar ze kreeg geen antwoord. Ze meende dat het contact tijdelijk was weggevallen en wachtte daarom op een nieuwe oproep van hem, maar toen besefte ze dat Wallander zelf het gesprek had afgebroken zonder op haar vraag te antwoorden. De walkietalkie zweeg.

Wallander had het gevoel het dal van de doodsschaduw te hebben betreden. Om op het terrein te komen was echter eenvoudiger geweest dan hij had durven hopen. Hij was snel de smalle schaduw achter de bunker binnengeglipt. Daar had hij tot zijn verbazing een raampje ontdekt. Hij was op zijn tenen gaan staan om bij de bunker naar binnen te kunnen kijken. Voor een terminal met beeldschermen en telefoons had zich daar één persoon bevonden. Eén persoon, en bovendien was dat een vrouw. Ze had zitten breien. Wallander had ongelovig vastgesteld dat ze bezig was aan een trui voor een kind. De tegenstelling met wat er gebeurde aan de binnenkant van het hek dat ze bewaakte, was te groot en onmogelijk echt te bevatten. Hij realiseerde zich echter dat ze totaal niet zou verwachten dat er zich een gewapende man in haar nabijheid bevond. Daarom liep Wallander rustig rond de bunker en klopte hij aan op een manier waarvan hij zich voorstelde dat die vriendelijk overkwam. Precies zoals hij gehoopt had, deed ze de deur open; niet voorzichtig op een kier, maar wijdopen, alsof er geen gevaren dreigden. Ze had haar breiwerk in de hand en keek Wallander verwonderd aan. Het was niet eens bij hem opgekomen zijn pistool te trekken. Hij zei wie hij was: hoofdinspecteur Wallander van de politie uit Ystad. Hij verontschuldigde zich zelfs voor het feit dat hij stoorde. Tegelijkertijd duwde hij haar vriendelijk de bunker in en deed de deur achter zich dicht. Hij probeerde te zien of de bewakingsinstallaties van kasteel Farnholm dubbelzijdig waren, of er ook een camera was die de binnenkant van de bunker registreerde, maar hij zag er geen en hij verzocht haar in haar stoel te gaan zitten. Pas toen drong tot haar door wat er gebeurde en begon ze te gillen. Wallander had zijn pistool getrokken. Het gevoel een wapen in zijn handen te hebben stond hem zo tegen dat hij er meteen buikpijn van kreeg. Hij vermeed het op haar te richten, zei slechts tegen haar dat ze stil moest zijn. Ze keek heel bang en hij wilde dat hij haar kon geruststellen, kon zeggen dat ze verder mocht gaan met het breiwerk, dat vast voor een kleinkind bedoeld was. Maar hij dacht aan Kurt Ström en Sofia, hij dacht aan Sten Torstensson en aan de mijn in de tuin van mevrouw Dunér. Hij vroeg of ze doorlopend aan het kasteel rapporteerde, maar dat ontkende ze.