‘We hebben het er wel over wanneer ik terugkom’, zei Wallander. ‘Ik moet nu weg.’
‘Kurt Ström kan mij niks schelen,’ zei Sten Widén, ‘maar ik wil niet dat haar iets overkomt.’
‘Ik neem aan dat ze het bed met je deelt’, zei Wallander.
‘Ja’, zei Sten Widén. ‘Maar het is niet om die reden dat ik niet wil dat haar iets overkomt.’
‘Dat is niet mijn zaak’, zei Wallander.
‘Nee’, zei Sten Widén. ‘Dat is het inderdaad niet.’
Wallander zocht in zijn kast een paar ongebruikte sportschoenen op. Vele malen had hij besloten te gaan sporten, maar het was er nooit van gekomen. Hij trok een dikke trui aan, trok een muts over zijn hoofd en was klaar om te vertrekken.
‘Je moet je hier maar een beetje zien te vermaken’, zei hij tegen Sten Widén, die zijn whiskyfles nu openlijk op tafel had gezet.
‘Maak jij je nou maar druk over Sofia en niet over mij’, zei Sten Widén.
Wallander trok de deur achter zich dicht. Hij stond in het donker van het trappenhuis en vroeg zich af wat hij moest doen. Als Kurt Ström dood was, was alles mislukt. Hij voelde hoe hij opeens terug was bij de gebeurtenissen van een jaar geleden, bij de dood die buiten in de mist wachtte. De mannen op kasteel Farnholm waren gevaarlijk, of ze nu glimlachten zoals Alfred Harderberg of zich in de schaduwen verborgen zoals Tolpin en Obadia.
Ik moet Sofia daar weghalen, dacht hij. Ik moet Björk bellen en zorgen dat de politie uitrukt. Als het nodig is roepen we ieder district in Skåne op.
Hij deed het licht in het trappenhuis aan en rende de straat op. Toen hij in zijn auto was gaan zitten, belde hij het nummer van Björk. Maar toen Björk opnam, verbrak hij de verbinding.
Ik moet dit zelf oplossen, dacht hij. Ik wil niet nog meer dode politiemensen.
Hij reed naar het politiebureau om zijn dienstwapen en een zaklamp te halen. In de verlaten kamer van Svedberg deed hij het licht aan en zocht hij de kaart van het terrein van Farnholm op. Hij vouwde hem op en stopte hem in zijn zak. Toen hij het politiebureau verliet, was het inmiddels kwart voor acht. Hij reed naar Malmövägen en stopte voor het huis van Ann-Britt Höglund. Toen hij aanbelde deed haar man open. Wallander zei nee toen Höglund vroeg of hij binnen wilde komen; hij wilde alleen iets aan Ann-Britt doorgeven. Toen ze de hal inkwam, was ze gekleed in een ochtendjas.
‘Luister goed’, zei hij. ‘Ik ben van plan kasteel Farnholm binnen te gaan.’
Ze zag dat hij het serieus meende.
‘Kurt Ström?’ vroeg ze.
‘Ik denk dat hij dood is.’
Ze schrok en trok wit weg. Wallander vroeg zich af of ze zou flauwvallen.
‘Je kunt niet alleen naar het kasteel rijden’, zei ze toen ze haar zelfbeheersing had hervonden.
‘Ik moet.’
‘Wat moet je?’
‘Ik moet dit zelf uitzoeken’, zei hij geïrriteerd. ‘Vraag verder niks. Luister liever.’
‘Ik ga met je mee’, zei ze. ‘Je kunt daar niet alleen naartoe gaan.’
Hij zag dat haar besluit vaststond. Het zou geen zin hebben met haar te gaan discussiëren.
‘Je kunt meegaan’, zei hij. ‘Maar je zult buiten moeten wachten. Ik heb iemand nodig met wie ik radiocontact kan onderhouden.’
Ze verdween de trap op. Haar man gaf met een knikje aan dat Wallander moest binnenkomen en hij deed de deur dicht.
‘Hier heeft ze me voor gewaarschuwd’, glimlachte hij. ‘Dat als ik eenmaal thuis ben, zij op haar beurt verdwijnt.’
‘Het duurt misschien niet zo lang’, zei Wallander, maar hij hoorde zelf hoe weinig overtuigend hij klonk.
Na een paar minuten kwam ze de trap weer af, gekleed in een trainingspak.
‘Je hoeft niet op te blijven om op me te wachten’, zei ze tegen haar man.
Wie wacht er op mij? dacht Wallander. Niemand, niet eens een slaperige poes tussen de bloempotten op de vensterbank.
Ze reden naar het politiebureau en pakten twee walkietalkies.
‘Misschien zou ik bewapend moeten zijn’, zei ze.
‘Nee’, zei Wallander. ‘Jij moet buiten wachten. En de duvel mag je halen als je niet doet wat ik zeg.’
Ze lieten Ystad achter zich. De avond was helder en koud. Wallander reed hard.
‘Wat ben je van plan te doen?’ vroeg ze.
‘Ik ga uitzoeken wat er is gebeurd’, antwoordde hij.
Ze heeft me door, dacht hij. Ze snapt dat ik eigenlijk helemaal niet weet wat ik ga doen.
Ze reden zwijgend verder en bereikten even over halftien de afslag naar kasteel Farnholm. Wallander reed een uitwijkplek voor tractoren op, zette de motor af en deed de lichten uit. Ze bleven in het donker zitten.
‘Ik neem één keer per uur contact met je op’, zei Wallander. ‘Als ik langer dan twee uur niets van me laat horen, bel je Björk en vraag je om volledige ondersteuning.’