Wallander stond door het raam naar buiten te kijken.
‘We kunnen niet veel meer doen dan afwachten’, zei Martinson.
Wallander gaf geen antwoord. Toen drong het tot hem door dat Martinson iets gezegd had.
‘Wat zei je nou?’
‘Dat het enige wat we kunnen doen, afwachten is.’
‘Ja’, zei Wallander. ‘En er is niks waar ik zoveel moeite mee heb als juist dat.’
Wallander verliet de kamer en liep naar zijn kantoor. Hij ging in zijn stoel zitten en bekeek het uitvergrote overzicht van Alfred Harderbergs wereldwijde imperium dat van de afdeling Fraude in Stockholm was gekomen. Hij had het zorgvuldig op de muur vastgeprikt.
Eigenlijk kijk ik naar een wereldatlas, dacht hij. De nationale grenzen zijn vervangen door de voortdurend verschuivende scheidslijnen tussen verschillende ondernemingen, waarvan de invloed en de omzet groter is dan de nationale begroting van veel afzonderlijke landen. Hij zocht tussen de papieren op zijn bureau tot hij een overzicht vond van de tien grootste ondernemingen ter wereld, dat was meegekomen als bijlage bij een van de algemene overzichten waar de afdelingen Fraude hen in hun overenthousiasme van hadden voorzien. Van de tien grootste ondernemingen ter wereld waren er zes Japans en drie Amerikaans. Daarbij kwam Royal Dutch Shell, dat een Engels-Nederlands bedrijf was. Bij de tien grootste bedrijven ter wereld zaten vier banken, twee telecommunicatiebedrijven, een autoproducent en een oliemaatschappij. Verder had je nog General Electric en Exxon. Hij probeerde zich voor te stellen welke macht deze bedrijven vertegenwoordigden. Maar hij kon niet echt goed begrijpen wat deze concentratie eigenlijk betekende. Hoe zou hij dat kunnen, wanneer hij Alfred Harderbergs imperium al niet eens meende te kunnen begrijpen, hoewel dat in dit verband een muis in de schaduw van een olifantenpoot was?
Ooit had Alfred Harderberg Alfred Hansson geheten. Vanuit een onbeduidend uitgangspunt in Vimmerby was hij uitgegroeid tot een van de zijderidders die de wereld beheersten, voortdurend op nieuwe kruistochten waarbij concurrenten eruit gewerkt of verpletterd moesten worden. Oppervlakkig gezien overtrad hij nooit wetten en bepalingen; hij was een man van aanzien, die verscheidene eredoctoraten had gekregen, zijn generositeit was groot, de donaties stroomden onophoudelijk uit zijn vele, ogenschijnlijk onuitputtelijke bronnen.
Björk had hem beschreven als een achtenswaardige man die goed was voor Zweden. Daarmee had hij uiting gegeven aan een algemeen geaccepteerde opvatting.
Wat ik eigenlijk beweer, is dat er ergens een donkere vlek bestaat, dacht Wallander. Ik werk volgens de theorie dat zijn glimlach gebroken moet worden, opdat wij een moordenaar die vrij rondloopt kunnen vinden. Ik probeer iets te vinden wat gewoonweg ondenkbaar is. Alfred Harderberg heeft geen donkere vlek. Zijn zongebruinde gezicht, zijn glimlach is iets waar we trots op moeten zijn, niets anders.
Om zes uur verliet Wallander het politiebureau. De regen was opgehouden en de rukwinden waren afgenomen. Toen hij thuiskwam, lag er tussen de reclamefolders in de hal een brief op de grond. Afgestempeld in Riga. Hij legde hem op de keukentafel en keek ernaar. Pas toen hij een flesje bier opgedronken had, maakte hij hem open om te lezen wat ze had geschreven. Om er absoluut zeker van te zijn dat hij haar woorden niet verkeerd begrepen had, las hij de brief direct nog een keer. Toen besefte hij dat ze hem echt een antwoord had gegeven. Hij legde de brief op tafel en dacht dat het niet waar was. Vervolgens rekende hij de dagen uit met behulp van de kalender aan de muur. Hij kon zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst zo opgewekt was geweest. Hij nam een bad en liep daarna naar de pizzeria aan Hamngatan waar hij altijd naartoe ging. Hij dronk een fles wijn bij het eten en pas toen hij lichtelijk aangeschoten was en moest afrekenen, bedacht hij dat hij de hele avond noch aan Alfred Harderberg, noch aan Kurt Ström had gedacht. Een geïmproviseerd melodietje neuriënd verliet hij de pizzeria. Daarna slenterde hij tot tegen middernacht rond in de straten van het centrum. Toen ging hij naar huis en las hij de brief van Baiba nog een keer, bang dat hij ondanks alles haar woorden verkeerd had begrepen.
Pas toen hij naar bed ging begon hij weer aan Kurt Ström te denken. Opeens was hij klaarwakker. Afwachten, had Martinson gezegd. Dat was het enige wat ze konden doen. Ongeduldig stapte hij weer uit bed en ging op de bank in de woonkamer zitten. Wat doen we als Ström geen Italiaans pistool vindt? dacht hij. Wat gebeurt er met het onderzoek als de plastic container een dood spoor is? Misschien kunnen we een paar buitenlandse lijfwachten die zich illegaal in het land bevinden uitzetten. Maar verder niets. Alfred Harderberg verlaat kasteel Farnholm in zijn goed zittende kostuum en met zijn voortdurende glimlach, en wij blijven zitten met de brokken van een stukgelopen moordonderzoek. We zullen weer bij het begin moeten beginnen en dat zal heel zwaar zijn. Opnieuw moeten we wat er gebeurd is gaan bekijken alsof we het voor het eerst zien.