‘Laten we zeggen dat ik erover na zal denken’, zei hij. ‘Laat mij jou nu een paar vragen stellen. Je antwoorden kunnen we beschouwen als proefmonsters. Daarna zal ik antwoord geven op de vraag of ik op je voorwaarden inga of niet.’
‘Ik bepaal wanneer de antwoorden ophouden’, zei Ström. ‘En we worden het hier en nu eens. Voordat jij weggaat.’
‘Daar ga ik mee akkoord.’
Kurt Ström stak een nieuwe sigaret op en keek Wallander aan.
‘Waarom gaat Alfred Harderberg verhuizen?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Waar gaat hij naartoe?’
‘Dat weet ik ook niet. Maar waarschijnlijk naar het buitenland.’
‘Waarom denk je dat?’
‘De afgelopen week zijn er verscheidene keren buitenlandse makelaars op bezoek geweest.’
‘Waarvandaan?’
‘Uit Zuid-Amerika. De Oekraïne. Birma.’
‘Wordt het kasteel verkocht?’
‘Alfred Harderberg heeft de gewoonte de woningen die hij heeft gehad aan te houden. Hij verkoopt kasteel Farnholm niet. Dat hij daar zelf niet langer zal wonen, wil niet zeggen dat hij accepteert dat een ander er gaat wonen. Hij stopt kasteel Farnholm in de mottenballen.’
‘Wanneer gaat hij verhuizen?’
‘Hijzelf vertrekt misschien morgen. Niemand weet het. Maar ik vermoed dat het al heel gauw gaat gebeuren, vermoedelijk voor Kerstmis.’
Wallander dacht na hoe hij verder moest gaan. Hij had veel vragen, te veel. Hij kon niet besluiten wat het belangrijkste was.
‘De mannen in de schaduw’, zei hij ten slotte. ‘Wie zijn dat?’
Kurt Ström knikte verbaasd.
‘Een onverwacht goeie beschrijving’, zei hij.
‘Ik heb twee mannen gezien in het grote trappenhuis’, vervolgde Wallander. ‘Op die avond dat ik Alfred Harderberg bezocht. Maar ik heb ze de eerste keer dat ik op het kasteel was en met Anita Karlén heb gesproken ook gezien. Wie zijn dat?’
Kurt Ström keek nadenkend naar de rook van zijn sigaret.
‘Ik zal je antwoord geven,’ zei hij, ‘maar dat is het laatste proefmonster.’
‘Als het antwoord goed is’, antwoordde Wallander. ‘Wie zijn het?’
‘De ene heet Richard Tolpin’, zei Ström. ‘Hij is in Zuid-Afrika geboren. Hij is soldaat, een legionair. Ik geloof niet dat er de laatste twintig jaar een conflict of een oorlog in Afrika is geweest waarin hij niet aan één kant heeft meegevochten.’
‘Aan welke kant?’
‘De kant die op dat moment het best betaalde. Maar dat liep eigenlijk al verkeerd af toen het begon. Toen Angola in 1975 de Portugezen verjoeg, namen ze ongeveer twintig huursoldaten gevangen die voor de rechtbank werden gebracht. Vijftien werden er ter dood veroordeeld. Onder andere Richard Tolpin. Veertien werden er geëxecuteerd. Waarom ze Tolpin hebben laten leven weet ik niet. Waarschijnlijk had hij ook aan de nieuwe machthebbers zijn waarde bewezen.’
‘Hoe oud is hij?’
‘Ongeveer veertig jaar. Zeer goed getraind. Een karate-expert. Een goeie schutter.’
‘En de andere?’
‘Die komt uit België. Maurice Obadia. Ook een soldaat. Hij is jonger dan Tolpin. Vier- of vijfendertig jaar. Meer weet ik niet.’
‘Wat doen ze op kasteel Farnholm?’
‘Ze worden de “speciale adviseurs” genoemd. Maar in wezen zijn ze niks anders dan Harderbergs speciale lijfwachten. Handigere of gevaarlijkere mensen kun je nauwelijks te pakken krijgen. Harderberg lijkt zich bovendien in hun gezelschap te vermaken.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Soms houden ze ’s nachts schietoefeningen in het park rond het kasteel. Ze richten dan op heel speciale voorwerpen.’
‘Vertel!’
‘Op poppen die op mensen lijken. Ze richten altijd op het hoofd. En meestal schieten ze raak.’
‘Is Alfred Harderberg daar ook bij?’
‘Ja. Ze zijn soms nachtenlang bezig.’
‘Weet je ook of een van hen, Tolpin of Obadia, een pistool heeft van het merk Bernadelli?’
‘Ik hou me zo ver bij hun schietwapens vandaan als ik kan’, zei Ström. ‘Er bestaat een slag mensen dat je überhaupt niet in je buurt moet hebben.’
‘Ze moeten een wapenvergunning hebben’, zei Wallander.
Kurt Ström glimlachte.
‘Alleen als ze in Zweden verblijven’, zei hij.
Wallander trok zijn wenkbrauwen op.
‘Wat bedoel je daarmee? Kasteel Farnholm ligt toch in Zweden?’
‘Er is iets bijzonders met die speciale adviseurs’, zei Ström. ‘Ze zijn nooit in Zweden gearriveerd. Dan kun je ook niet zeggen dat ze hier zijn.’
Voordat hij verderging, doofde hij zorgvuldig zijn sigaret.