Toen Wallander klaar was, werd het stil rond de tafel. Hij probeerde die stilte te duiden – hadden zijn woorden de lusteloosheid doen toenemen of was het juist omgekeerd?
‘Jij schetst een beeld dat erg aantrekkelijk is’, zei Per Åkeson toen de stilte drukkend begon te worden. ‘Je kunt je voorstellen dat je helemaal gelijk hebt. Het probleem is alleen dat we alle denkbare bewijsmateriaal missen, met name het technische.’
‘Daarom moeten we het werk met de plastic container forceren’, zei Wallander. ‘We moeten het deksel van Avanca aftillen en kijken wat zich daaronder verborgen houdt. Ergens moet zich een draad bevinden waaraan we kunnen beginnen te trekken.’
‘Ik vraag me af of we niet eens een goed gesprek met Kurt Ström zouden moeten hebben’, zei Åkeson. ‘Die mannen die zich de hele tijd in de nabijheid van Harderberg ophouden, wie zijn dat?’
‘Daar heb ik ook aan gedacht’, zei Wallander. ‘Via Kurt Ström kunnen we misschien nog meer informatie krijgen. Op het moment dat we die vraag aan kasteel Farnholm stellen, zal Alfred Harderberg zich realiseren dat we hem ervan verdenken direct betrokken te zijn. Dan betwijfel ik of we deze moorden ooit nog kunnen oplossen. Met de middelen die hem ter beschikking staan, kan hij zijn stoepje wel schoonhouden. Ik denk echter dat ik hem weer moet bezoeken om door te gaan met het uitzetten van ons eigen dwaalspoor.’
‘Dan moet je overtuigend zijn’, zei Per Åkeson. ‘Anders zal hij je doorzien.’
Hij zette zijn attachékoffertje op tafel en begon zijn mappen in te pakken.
‘Kurt heeft onze positie beschreven’, zei hij. ‘Die is denkbaar, maar vaag en niet bewezen. Laten we niettemin afwachten wat de afdelingen Fraude ons maandag te vertellen hebben.’
Ze hieven de vergadering op. Wallander voelde zich onrustig. Zijn eigen woorden echoden door zijn hoofd. Misschien had Per Åkeson gelijk? Dat zijn samenvatting van het onderzoek aantrekkelijk was, maar toch een spoor dat hen uiteindelijk recht de afgrond in zou leiden?
Er moet iets gebeuren, dacht hij.
Er moet heel snel iets gebeuren.
Toen Wallander naderhand terugdacht aan de weken die volgden, zou hij zich die herinneren als een van de vreselijkste perioden die hij had meegemaakt in al zijn jaren als politieman. Want in tegenstelling tot wat hij had gehoopt, gebeurde er helemaal niets. De financiële experts hielden eindeloze uiteenzettingen die er uiteindelijk slechts in uitmondden dat ze meer tijd nodig hadden. Wallander wist zijn ongeduld te bedwingen, of misschien was het eigenlijk zijn teleurstelling die hij wist te onderdrukken, omdat hij besefte dat het personeel van de afdelingen Fraude zo hard en toegewijd werkte als het kon. Toen Wallander probeerde contact op te nemen met Kurt Ström, bleek dat deze naar Västerås was vertrokken om zijn moeder te begraven. In plaats van hem na te reizen besloot Wallander te wachten. Het lukte Hanson niet contact te leggen met de twee piloten van de Gulfstream, omdat ze steeds samen met Harderberg op pad waren. Het enige waar ze in die mistroostige tijd wel in slaagden, was toegang te krijgen tot de vluchtschema’s van het vliegtuig. Wallander constateerde samen met zijn collega’s dat Alfred Harderberg een verbijsterend reisprogramma had. Svedberg rekende uit dat alleen al de brandstofkosten vele miljoenen kronen per jaar moesten bedragen. De financiële experts maakten kopieën van de vluchtschema’s en probeerden die in overeenstemming te brengen met Harderbergs hectische manier van zakendoen.
Twee keer had Wallander contact met Sofia – beide malen in het koffiehuis in Simrishamn –, maar zonder dat ze iets van belang had mee te delen.
Het onderzoek ging de maand december in en Wallander besefte steeds meer dat het bezig was stuk te lopen, als dat niet al gebeurd was.
Er gebeurde niets beslissends. Helemaal niets.
Op zaterdag 4 december nodigde Ann-Britt Höglund hem uit voor een etentje bij haar thuis. Haar man was, tussen twee reizen over de aardbol op jacht naar kapotte pompinstallaties door, tijdelijk thuis op bezoek. Wallander dronk te veel. Gedurende de avond repten ze met geen woord over het onderzoek. Toen Wallander diep in de nacht naar huis moest, besloot hij te gaan lopen. In de buurt van de postterminal aan Kyrkogårdensgatan moest hij, steunend tegen de muur van een huis, overgeven. Toen hij eindelijk in Mariagatan aankwam, zat hij met zijn hand op de telefoon om Baiba in Riga te bellen, maar hij bedacht zich en belde in plaats daarvan Linda in Stockholm. Toen ze hoorde dat hij het was, was ze geïrriteerd en vroeg ze hem de volgende ochtend opnieuw te bellen. Na het gesprek had Wallander het vermoeden dat ze niet alleen was geweest toen hij belde. Dat vervulde hem met onbehagen, waarvoor hij zich vervolgens weer schaamde. Toen hij de volgende dag opnieuw belde, vroeg hij haar echter niet of het klopte. Ze vertelde over haar werk als leerling in een meubelstoffeerzaak en hij hoorde dat ze wat ze deed, leuk vond. Daarentegen stelde ze hem teleur toen ze vertelde dat ze niet van plan was met Kerstmis naar Skåne te komen. Samen met vrienden had ze een huisje in de bergen van Västerbotten gehuurd. Ten slotte had ze gevraagd waar hij zelf mee bezig was.