Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(131)

By:Henning Mankell


Wallander zag dat ze nog steeds niet van de schrik bekomen was. Wallander dacht aan wat Gustaf Torstensson een keer tegen mevrouw Dunér had gezegd: dat Alfred Harderberg een macaber gevoel voor humor had.

‘Je werd bang’, zei hij. ‘Dat zou ik ook zijn geworden. Maar er zal je niets gebeuren. Niet als je contact met mij blijft houden.’

‘Ik vind de paarden leuk’, zei ze. ‘Maar de rest niet.’

‘Hou je maar bezig met de paarden’, zei Wallander. ‘En hou goed in de gaten op welke paden je niet mag rijden.’

Hij merkte dat ze opgelucht was nu ze hem had verteld wat er was gebeurd.

‘Ga maar terug’, zei hij. ‘Ik blijf hier nog een poosje zitten. Je hebt gelijk dat je niet te laat moet komen.’

Ze stond op en ging weg. Na ongeveer dertig seconden liep Wallander achter haar aan de straat op. Hij nam aan dat ze naar de haven was gelopen om daarvandaan een taxi te nemen. Hij ging sneller lopen en zag haar nog net bij de kiosk aan de haven in een taxi stappen. De auto reed weg. Hij wachtte tot hij er zeker van was dat niemand haar volgde. Pas toen liep hij naar zijn eigen auto om terug te rijden naar Ystad. Onderweg dacht hij na over wat ze gezegd had. Hij besefte dat hij er niet zeker van kon zijn wat Alfred Harderberg eigenlijk voor plannen had.

De piloten, dacht Wallander. En de vluchtschema’s. We moeten hem een stap voor zijn als hij besluit uit het land te verdwijnen.

Tegelijkertijd besloot Wallander dat het tijd was om een nieuw bezoek aan kasteel Farnholm af te leggen. Hij wilde Alfred Harderberg nog een keer ontmoeten.

Om kwart voor acht was Wallander terug op het politiebureau. In de gang liep hij Ann-Britt Höglund tegen het lijf. Ze gaf hem een snel knikje en verdween toen naar haar eigen kamer. Wallander bleef confuus staan. Waarom deed ze zo afwijzend? Hij draaide zich om en liep terug naar haar kamer, waar hij aanklopte. Toen ze antwoordde, deed hij open en bleef in de deuropening staan.

‘We groeten elkaar hier op het politiebureau altijd’, zei hij.

Ze gaf geen antwoord, maar bleef voorovergebogen over een map met papieren zitten.

‘Wat is er met jou?’

Ze keek snel naar hem op.

‘Wou je dat aan mij vragen?’

Wallander stapte de kamer binnen.

‘Ik begrijp er niks van’, zei hij. ‘Wat heb ik gedaan?’

‘Ik dacht dat jij anders was’, zei ze. ‘Maar nu weet ik dat je net zo bent als de rest.’

‘Ik begrijp er nog steeds niks van’, zei Wallander hulpeloos. ‘Leg het me eens uit.’

‘Ik heb niets meer te zeggen. Ik heb het liefst dat je weggaat.’

‘Niet voordat ik een verklaring heb gekregen.’

Wallander kon niet vaststellen of ze bezig was in woede uit te barsten of dat ze zou gaan huilen.

‘Ik dacht dat we bezig waren vrienden te worden’, zei hij. ‘Niet alleen collega’s.’

‘Dat dacht ik ook’, antwoordde ze. ‘Maar nu niet meer.’

‘Leg het me dan eens uit!’

‘Ik zal volkomen eerlijk zijn’, zei ze. ‘Ik zal precies het tegenovergestelde zijn van wat jij tegenover mij bent geweest. Ik dacht dat jij iemand was op wie je kon vertrouwen. Maar ik weet nu dat dat niet zo is. Misschien duurt het even voordat ik daaraan gewend ben.’

Wallander spreidde zijn armen uit.

‘Ik begrijp er nog steeds niks van’, zei hij.

‘Hanson is vandaag teruggekomen’, zei ze. ‘Dat moet jij weten, omdat hij naar mijn kamer kwam en een gesprek aanhaalde dat jullie gevoerd hebben.’

‘Wat zei hij?’

‘Dat je blij was dat hij weer terug was.’

‘Dat ben ik ook. We hebben alle mankracht nodig die we maar te pakken kunnen krijgen.’

‘Vooral omdat je zo ontevreden over mij bent.’

Wallander keek haar niet-begrijpend aan.

‘Heeft hij dat gezegd? Dat ik ontevreden over jou ben? Dat ik dat tegen hem gezegd had?’

‘Ik had alleen gewild dat je dat eerst tegen mij had gezegd.’

‘Het is niet waar. Ik heb precies het tegenovergestelde tegen hem gezegd. Dat je nu al bewezen hebt een goede politieagent te zijn.’

‘Hij klonk anders zeer overtuigend.’

Wallander was woedend geworden.

‘Die verdomde Hanson!’ schreeuwde hij bijna. ‘Als je wilt bel ik hem op om te zeggen dat hij nu meteen hier moet komen. Je moet goed begrijpen dat hier geen woord van waar is.’

‘Waarom zegt hij het dan?’

‘Omdat hij bang voor je is.’

‘Bang voor mij?’

‘Waarom denk je dat hij de hele tijd naar cursussen gaat? Omdat hij bang is dat jij verder komt dan hij. Hij verafschuwt de gedachte dat jij beter dan hij zult blijken te zijn.’

Hij zag dat ze hem begon te geloven.