Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(129)

By:Henning Mankell


‘Ik moet een briefje van duizend hebben’, zei ze.

‘Kost het duizend kronen om naar Simrishamn heen en weer te rijden?’ vroeg hij verwonderd.

Hij gaf haar nog een briefje van vijfhonderd kronen en bedacht dat ze hem waarschijnlijk belazerde. Die gedachte irriteerde hem, maar hij onderdrukte haar; er was geen tijd voor.

‘Wat wil je hebben?’ vroeg hij. ‘Heb je al wat besteld?’

‘Koffie is goed’, zei ze. ‘En een koffiebroodje.’

Wallander liep naar de toonbank om te bestellen. Toen hij afrekende vroeg hij om een bonnetje. Hij keerde met het blad terug naar de tafel.

Ze keek hem aan met een blik waarvan hij opeens besefte dat het er een van verachting was.

‘Roger Lundin’, zei ze. ‘Ik weet niet hoe je echt heet en het kan me ook niks schelen, maar het is niet Roger Lundin. En je bent een smeris.’

Wallander besloot snel dat hij net zo goed de waarheid kon zeggen.

‘Je hebt gelijk’, zei hij. ‘Ik heet niet Roger Lundin. En ik ben van de politie. Maar mijn werkelijke naam hoef je niet te weten.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat ik het zeg’, zei Wallander en hij liet duidelijk merken dat hij het serieus meende. Ze merkte dat hij zijn houding tegenover haar veranderde en ze keek hem aan met iets wat als interesse uitgelegd zou kunnen worden.

‘Nu moet je goed luisteren’, vervolgde Wallander. ‘Op een dag zal ik uitleggen waarom al die geheimzinnigdoenerij nodig is. Nu ga ik je alleen vertellen dat ik een politieman ben die bezig is met het onderzoek naar een paar bijzonder brute moorden. Zodat je begrijpt dat dit geen spelletje is. Is dat duidelijk?’

‘Misschien’, antwoordde ze.

‘Nu moet je me antwoord geven op een paar vragen’, vervolgde Wallander. ‘Daarna kun je weer teruggaan naar het kasteel.’

Hij herinnerde zich de papieren die hij in zijn zak had. Hij legde ze op tafel en gaf haar een pen.

‘Misschien is iemand je gevolgd’, zei hij. ‘Daarom moet je net doen of je deze papieren invult. Schrijf je naam maar op.’

‘Wie is me gevolgd?’ vroeg ze, terwijl ze rondkeek in het koffiehuis.

‘Kijk me aan’, zei Wallander bits. ‘Zit niet ergens anders heen te kijken. Als iemand je gevolgd is, dan kun je er zeker van zijn dat hij je ziet. Maar jij ziet hem niet.’

‘Hoe weet je dat het een man is?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Maar dit is toch belachelijk?’

‘Drink je koffie, eet je koffiebroodje, schrijf je naam op en kijk me aan’, zei Wallander weer. ‘Als je niet doet wat ik zeg, zal ik ervoor zorgen dat je niet bij Sten Widén terugkomt.’

Ze leek hem te geloven. Vanaf dat moment deed ze wat hij zei.

‘Waarom denk je dat ze van het kasteel weggaan?’ vroeg hij.

‘Ik kreeg te horen dat ik er maar een maand zou werken. Daarna zou het afgelopen zijn. Ze zouden het kasteel verlaten.’

‘Van wie hoorde je dat?’

‘Er kwam een vent naar de stallen.’

‘Hoe zag hij eruit?’

‘Hij leek op de een of andere manier donker.’

‘Was het een neger?’

‘Nee. Maar hij had donkere kleren aan en zwart haar.’

‘Was het een buitenlander?’

‘Hij sprak Zweeds.’

‘Had hij een accent?’

‘Dat zou kunnen.’

‘Weet je hoe hij heet?’

‘Nee.’

‘Weet je wat hij doet?’

‘Nee.’

‘Maar hij werkt op het kasteel?’

‘Dat zal toch wel?’

‘Wat zei hij nog meer?’

‘Ik mocht hem niet. Hij was eng.’

‘Waarom?’

‘Hij liep in de stal rond, keek hoe ik een van de paarden aan het roskammen was. Hij vroeg waar ik vandaan kwam.’

‘Wat heb je geantwoord?’

‘Dat ik naar het baantje had gesolliciteerd omdat ik niet bij Sten Widén kon blijven.’

‘Vroeg hij nog meer?’

‘Nee.’

‘Wat gebeurde er daarna?’

‘Hij ging weer weg.’

‘Waarom was hij eng?’ Voordat ze antwoordde dacht ze na. ‘Hij vroeg mij dingen op een manier alsof hij niet wilde dat ik het zou merken.’

Wallander knikte. Hij dacht dat hij wel begreep wat ze bedoelde.

‘Heb je nog meer mensen ontmoet?’ vroeg hij. ‘Alleen die vrouw die me heeft aangenomen.’

‘Anita Karlén.’

‘Ja, ik geloof dat ze zo heette.’

‘Verder niemand?’

‘Nee.’

‘Is er verder niemand die voor de paarden zorgt?’

‘Alleen ik. Twee paarden is niet veel.’

‘Wie had er daarvoor voor gezorgd?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Hebben ze niet gezegd waarom ze opeens een nieuwe paardenverzorger nodig hadden?’