Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(128)

By:Henning Mankell


‘Dan moet je hem ophalen. Zeg maar dat Roger Lundin met hem wil praten.’

Het duurde bijna vijf minuten voordat Sten Widén aan de telefoon kwam.

‘Wat nu weer?’ vroeg hij. Wallander hoorde dat hij geïrriteerd was over het feit dat hij gestoord werd.

‘Sofia heeft niet toevallig gezegd waarheen Alfred Harderberg van plan was te verhuizen?’

‘Hoe moet zij dat verdomme weten?’

‘Ik vraag het maar. Ze heeft er niets over gezegd dat hij van plan was het land te verlaten?’

‘Ze heeft gezegd wat ik al verteld heb. Meer niet.’

‘Ik moet haar spreken. Vandaag. Zo snel mogelijk.’

‘Ze heeft daar wel haar werk te doen, hoor.’

‘Je moet maar iets verzinnen. Ze is eerst bij jou in dienst geweest. Papieren die ingevuld moeten worden. Dat moet geregeld kunnen worden.’

‘Ik heb geen tijd. De hoefsmid is hier. De dierenarts is onderweg. Ik heb afspraken voor gesprekken met verschillende paardeneigenaren.’

‘Het is belangrijk. Geloof me.’

‘Ik zal het wel proberen. Ik bel je nog.’

Wallander legde de hoorn erop. Het was inmiddels al halfvier in de middag. Hij wachtte. Om kwart voor vier ging hij een kop koffie halen. Vijf minuten later klopte Svedberg bij hem aan en stapte binnen.

‘De man in Östersund kunnen we afschrijven’, zei hij. ‘Zijn auto met kenteken fhc803 werd gestolen toen hij een week geleden in Stockholm was. Er is geen aanleiding om hem niet te geloven. Hij zit trouwens in de gemeenteraad.’

‘Waarom zou je gemeenteraadsleden meer moeten geloven dan andere mensen?’ wierp Wallander tegen. ‘Waar werd de auto gestolen? En wanneer? Zorg ervoor dat we een kopie van zijn aangifte krijgen.’

‘Is dat echt belangrijk?’ vroeg Svedberg.

‘Dat kan het zijn’, zei Wallander. ‘Bovendien is het niet extreem veel werk. Heb je Hanson gesproken?’

‘Heel even’, antwoordde Svedberg. ‘Hij zit met Martinson het onderzoeksmateriaal door te nemen.’

‘Geef dit maar aan hem’, zei Wallander. ‘Dat is precies mooi voor hem om mee te beginnen.’

Svedberg vertrok. Het werd kwart over vier zonder dat Sten Widén had teruggebeld. Wallander ging naar de wc na aan de receptie te hebben gevraagd eventuele telefoontjes te noteren. Iemand had een avondkrant achtergelaten, die hij afwezig doorbladerde. Om vijf over halfvijf zat hij weer achter zijn bureau. Hij had twaalf paperclips verbogen toen Sten Widén belde.

‘Nou, ik heb een verrekt verhaal bij elkaar gelogen,’ zei hij, ‘maar over een uur kun je haar in Simrishamn ontmoeten. Ik heb tegen haar gezegd dat ze een taxi kon nemen die jij zou betalen. Er is een koffiehuis tegen de heuvel die naar de haven voert. Weet je dat te liggen?’

Wallander wist welk koffiehuis hij bedoelde.

‘Ze heeft niet veel tijd tot haar beschikking’, zei Sten Widén. ‘Neem een paar papieren mee, zodat ze net kan doen alsof ze die invult.’

‘Denk je dat ze argwaan tegen haar zijn gaan koesteren?’

‘Hoe weet ik dat nou, verdomme?’

‘Bedankt voor je hulp in elk geval.’

‘Je moet ook haar taxi terug naar het kasteel betalen.’

‘Ik vertrek meteen’, zei Wallander.

‘Wat gebeurt er toch?’ zei Sten Widén.

‘Wanneer ik het zelf weet, zal ik het je vertellen’, antwoordde Wallander. ‘Ik bel je.’

Om vijf uur precies verliet Wallander het politiebureau. Toen hij in Simrishamn aankwam, parkeerde hij zijn auto beneden aan de haven en liep hij de heuvel op naar het koffiehuis. Zoals hij al had gehoopt, was ze nog niet gearriveerd. Hij ging de straat weer op, stak over naar het trottoir aan de overkant en liep verder omhoog. Daar ging hij voor een etalage staan, terwijl hij het koffiehuis in de gaten hield. Het was inmiddels acht over zes toen hij haar zag aankomen vanaf de haven, waar ze uit de taxi moest zijn gestapt. Ze ging bij het koffiehuis naar binnen. Wallander bleef staan en bekeek de mensen die buiten voorbijkwamen. Toen hij er zo zeker van was als hij zijn kon dat niemand haar was gevolgd, stak hij snel de straat over. Hij had er spijt van dat hij niemand had meegenomen die hem had kunnen helpen de boel in de gaten te houden. Toen hij het koffiehuis binnenkwam, zag hij haar meteen. Ze was aan een hoektafeltje gaan zitten. Toen hij naar het tafeltje toe liep, keek ze hem aan zonder te groeten.

‘Sorry dat ik laat ben’, zei hij.

‘Ik ook’, zei ze. ‘Wat wil je? Ik moet weer terug naar het kasteel. Heb je geld voor de taxi?’

Wallander haalde zijn portemonnee te voorschijn en gaf haar een briefje van vijfhonderd kronen.

‘Is dat genoeg?’ vroeg hij.

Ze schudde haar hoofd.