Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(111)

By:Henning Mankell


‘Hoeveel personeel heb je?’ vroeg Wallander.

‘Drie meisjes. Maar ik kan me er niet meer dan twee veroorloven. Hoewel ik er vier nodig zou hebben.’

‘Eigenlijk ben ik daarvoor gekomen’, zei Wallander.

‘Was je van plan werk als stalknecht te zoeken?’ zei Sten Widén. ‘Ik geloof niet dat je daar echt gekwalificeerd voor bent.’

‘Vast niet’, antwoordde Wallander. ‘Ik zal je uitleggen wat ik bedoel.’

Wallander zag geen reden om Sten Widén niet over Alfred Harderberg te vertellen. Hij wist dat Sten Widén nooit iets zou doorvertellen van wat hij zei.

‘Het idee is niet van mij afkomstig’, zei Wallander. ‘We hebben in Ystad ter versterking een vrouwelijke rechercheur gekregen. Ze is goed. Zij heeft de advertentie gezien en er met mij over gesproken.’

‘Jij stelt je dus voor dat ik een van mijn meisjes afsta voor kasteel Farnholm’, zei Sten Widén. ‘Als een soort spion. Dat is toch belachelijk.’

‘Moord is moord’, zei Wallander. ‘Het kasteel is hermetisch afgesloten. Dit is een mogelijkheid. Je zei dat je een meisje te veel had.’

‘Ik zei dat ik er een tekort kwam.’

‘Ze mag niet dom zijn’, zei Wallander. ‘Ze moet goed wakker zijn en haar ogen niet in haar zak hebben zitten.’

‘Ik heb een meisje dat daar precies aan zou voldoen’, zei Sten Widén. ‘Ze is oplettend en niet bang aangelegd. Maar er is een probleem.’

‘Wat dan?’

‘Ze houdt niet van de politie.’

‘Waarom niet?’

‘Je weet dat ik vaak meisjes in dienst heb die hebben rondgezworven. Ik heb daar goeie ervaringen mee. Ik werk samen met een uitzendbureau voor jongeren in het centrum van Malmö. Op dit moment heb ik een meisje van negentien jaar. Ze heet Sofia. Zij reed hier net buiten langs.’

‘We hoeven de politie toch niet te noemen’, zei Wallander. ‘We kunnen wel een reden verzinnen waarom jij een oogje wilt houden op wat er op het kasteel gebeurt. Daarna babbelen jij en ik wel verder.’

‘Liever niet’, zei Sten Widén. ‘Ik wil me hier niet in mengen. We hoeven toch ook niet te zeggen dat jij bij de politie bent. Jij bent gewoon iemand die wil weten wat er op het kasteel gebeurt. Wanneer ik zeg dat jij oké bent, dan ben je dat.’

‘We kunnen het proberen’, zei Wallander.

‘Ze heeft het baantje nog niet’, zei Sten Widén. ‘Ik neem aan dat er veel stalmeisjes zijn die wel op een kasteel willen werken.’

‘Haal haar maar op’, zei Wallander. ‘Maar zeg niet hoe ik heet.’

‘Hoe moet ik je verdomme dan noemen?’

Wallander dacht na.

‘Roger Lundin’, zei hij.

‘Wie is dat?’

‘Vanaf nu ben ik dat.’

Sten Widén schudde zijn hoofd.

‘Ik hoop dat je serieus bent’, zei hij. ‘Ik ga haar halen.’

Het meisje, dat Sofia heette, was mager, had lange benen en een ongekamde bos haar. Ze kwam de keuken binnen, knikte ongeïnteresseerd in de richting van Wallander, ging zitten en dronk de koffie op die nog in Widéns kopje zat. Wallander vroeg zich af of zij een van degenen was die met Widén naar bed gingen. Hij wist dat Widén vaak een verhouding had met meisjes die bij hem werkten.

‘Eigenlijk zou ik je moeten ontslaan’, zei Sten Widén. ‘Je weet dat ik moet bezuinigen. Maar nu heb ik gehoord over een baantje op een kasteel op Österlen dat misschien wel wat voor je is. Als je dat neemt, of krijgt, dan worden later de tijden misschien wel weer beter. Dan beloof ik je dat ik je dan weer hier aanneem.’

‘Wat zijn het voor paarden?’ vroeg ze.

Sten Widén keek Wallander aan die alleen maar zijn schouders kon ophalen.

‘Het zullen wel geen Ardenners zijn’, zei Sten Widén. ‘Wat maakt het verdomme uit wat voor paarden het zijn? Het is maar voor tijdelijk. Bovendien moet je Roger hier, hij is een vriend van me, helpen door je ogen open te houden en te kijken wat er op het kasteel gebeurt. Niks bijzonders, gewoon een beetje extra alert zijn.’

‘Wat betalen ze?’ vroeg ze.

‘Ik weet het niet’, zei Wallander.

‘Het is toch verdomme een kasteel’, zei Sten Widén. ‘Doe nou niet zo moeilijk.’

Hij verdween naar de woonkamer en keerde terug met Ystads Allehanda. Wallander zocht de advertentie op.

‘Je moet persoonlijk langskomen’, zei hij. ‘Maar je moet eerst bellen.’

‘Dat regelen we’, zei Sten Widén. ‘Ik rij je er vanavond wel heen.’

Opeens richtte ze haar blik op van het tafelzeiltje en keek ze Wallander strak aan.