Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(107)

By:Henning Mankell


Pas laat in de middag hieven ze het overleg op.

Wallander was later van mening dat Ann-Britt Höglund degene was die het beste de situatie waarin het onderzoek zich bevond had samengevat.

‘Het is net of alles er al is’, had ze gezegd. ‘Maar we zien niet hoe het met elkaar in verband staat. Als Alfred Harderberg degene is die aan de touwtjes trekt, dan doet hij dat knap. Zodra wij ons omkeren verwisselt hij alles van plaats en moeten wij weer opnieuw beginnen.’

Toen ze het hotel verlieten waren ze allemaal moe, maar het was geen verslagen leger dat zijn uittocht deed. Wallander wist dat er iets belangrijks was gebeurd. Iedereen deelde nu alle kennis met elkaar. Ook hoefde niemand in onzekerheid te verkeren over welke ideeën of twijfels zijn collega’s hadden.

‘Nu houden we weekend’, zei Wallander toen ze klaar waren. ‘We moeten uitrusten. Maandagochtend moeten we er weer tegenaan kunnen.’

De zaterdag bracht Wallander bij zijn vader in Löderup door. Hij slaagde erin het kapotte dak te repareren en zat vervolgens urenlang met zijn vader in de keuken te kaarten. Toen ze gingen eten realiseerde Wallander zich definitief dat Gertrud echt blij was met het leven dat ze met zijn vader leidde.

Laat in de avond vroeg Wallander of Gertrud kasteel Farnholm kende.

‘Vroeger zeiden ze dat het daar spookte’, antwoordde ze. ‘Maar dat zeggen ze misschien over alle kastelen?’

Tegen middernacht reed Wallander naar huis. Het vroor. Hij zag op tegen de winter.

Zondag sliep hij lang. Daarna maakte hij een wandeling en ging hij kijken naar de boten in de haven. ’s Middags maakte hij zijn flat schoon. Weer een zondag in een lange reeks van weggegooide zondagen, dacht hij.

Toen Wallander op maandagochtend 22 november wakker werd had hij hoofdpijn. Dat verbaasde hem, want hij had de vorige avond niets gedronken. Hij besefte echter dat hij onrustig geslapen had. De nacht was vol angstwekkende nachtmerries geweest. Zijn vader was opeens dood geweest, maar toen hij in zijn droom in de richting van de kist liep om zijn vader te zien, had hij niet durven doorlopen, omdat hij wist dat het eigenlijk Linda was die daar in het doodskleed lag.

Vol onbehagen stond hij op om aspirientjes in een half glas water op te lossen. De thermometer gaf aan dat het nog steeds vroor. Terwijl de koffie doorliep, bedacht hij dat de dromen van die nacht vast een proloog waren voor het overleg dat Björk en hij die ochtend met Per Åkeson zouden hebben. Wallander wist dat het moeilijk zou worden. Ook al twijfelde hij er niet aan dat Per Åkeson hun het groene licht zou geven om door te gaan met het op Alfred Harderberg geconcentreerde recherchewerk, toch realiseerde hij zich ook dat hun resultaten tot nu toe niet bevredigend waren. Ze waren er niet in geslaagd enige samenhang in hun verzamelde materiaal aan te brengen. Het rechercheonderzoek zweefde en kreeg geen stevig houvast. Per Åkeson zou op goede gronden in twijfel kunnen trekken hoelang hij nog moest toestaan dat het onderzoek op één been bleef hinken.

Met zijn koffiekopje in de hand ging hij voor zijn muurkalender staan. Over ruim een maand was het Kerstmis. Hij zou er zich sterk voor maken dat ze die tijd nog nodig hadden. Als ze dan niet dichter in de buurt van een uiteindelijke doorbraak in het onderzoek zouden zijn gekomen, moest hij ook accepteren dat ze na de feestdagen serieus andere sporen gingen bewerken.

Een maand, dacht hij. Dat betekent dat er snel iets moet gebeuren.

Hij werd in zijn gedachtegang onderbroken doordat de telefoon ging.

‘Ik neem aan dat ik je wakker heb gemaakt’, zei Ann-Britt Höglund.

‘Ik ben aan het koffiedrinken’, antwoordde Wallander.

‘Ben jij geabonneerd op Ystads Allehanda?’ vroeg ze.

‘Wat moet je anders met een plaatselijke krant?’ zei Wallander. “s Ochtends neem je het lokale nieuws tot je. Wanneer de wereld nog klein is. Met de rest van de wereld moet je je ’s middags of ’s avonds bezighouden.’

‘Heb je de krant vandaag al gelezen?’ vroeg ze.

‘Ik heb hem nog niet eens uit de bus gehaald’, zei hij.

‘Doe dat dan’, zei ze. ‘En kijk eens bij de advertenties.’

Verwonderd liep hij naar de hal om de krant te halen. Met de hoorn van de telefoon in zijn hand vouwde hij hem open.

‘Waar moet ik naar kijken?’ vroeg hij.

‘Je zult het wel vinden’, zei ze. ‘Tot kijk.’

Ze legde op. Tegelijkertijd zag hij het. Een advertentie waarin stond dat er op kasteel Farnholm een stalmeisje gevraagd werd. Met onmiddellijke ingang. Daarom had ze het zo kort gehouden: ze wilde kasteel Farnholm niet noemen over de telefoon.

Wallander dacht een ogenblik na. Hij zag in dat dit een mogelijkheid kon zijn. Zodra hij zijn overleg met Per Åkeson achter de rug had, zou hij zijn vriend Sten Widén bellen.