Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(105)

By:Henning Mankell


‘Nee.’

‘Goed. Ga verder.’

‘Het enige wat voor ons van belang is, is dat Lars Borman contact met Gustaf Torstensson had. Dat kon de familie bevestigen. Ze konden ook vertellen waarom. Gustaf Torstensson en Lars Borman waren allebei lid van een vereniging die zich bezighield met het bestuderen van icoonschilderingen. Gustaf Torstensson is wel eens op bezoek geweest in het huis van de familie Borman. Lars Borman was ook een keer bij Gustaf Torstensson thuis in Ystad.’

‘Ze waren dus bevriend?’

‘Zover wil ik niet gaan, dat ze elkaar zo na stonden. Maar het maakt de zaak interessant, naar mijn idee.’

‘Ik geloof niet dat ik je kan volgen’, zei Wallander.

‘Ik bedoel dit’, vervolgde ze. ‘Gustaf Torstensson en Lars Borman zijn twee einzelgängers. De een is getrouwd, de ander weduwnaar. Maar het waren einzelgängers. Ze zagen elkaar niet vaak, en wanneer ze dat deden was het om over iconen te praten. Maar zou je je niet kunnen voorstellen dat deze twee eenzame mensen, in een situatie waarin ze onder druk staan, elkaar iets toevertrouwen? Bij gebrek aan echte vrienden hadden ze immers elkaar nog.’

‘Dat is denkbaar,’ zei Wallander, ‘maar het verklaart Bormans dreigbrieven aan het hele advocatenkantoor niet.’

‘Sonja Lundin, de klerk, werd niet bedreigd’, wierp ze tegen. ‘Dat is misschien belangrijker dan we denken.’

Wallander leunde achterover in zijn stoel en keek haar nadenkend aan.

‘Jij denkt ergens aan’, zei hij.

‘Het zijn alleen maar speculaties’, zei ze. ‘Vermoedelijk zijn ze bovendien erg ver gezocht.’

‘We hebben niets te verliezen met denken’, zei Wallander. ‘Ik luister.’

‘Laten we aannemen dat Lars Borman Gustaf Torstensson in vertrouwen nam over wat er bij Provinciale Staten gebeurd was. De fraude. Ondanks alles kunnen ze toch niet de hele tijd over iconen hebben gepraat. We weten ook dat Borman teleurgesteld en gekwetst was over het feit dat er geen grondig politieonderzoek plaatsvond naar wat er was gebeurd. Laten we verder aannemen dat Gustaf Torstensson wist dat er een verband bestond tussen Alfred Harderberg en het frauduleuze bedrijf strufab. Hij kan hebben genoemd dat hij voor Alfred Harderberg werkte. Laten we aannemen dat Lars Borman een advocaat, met hetzelfde sterke rechtvaardigheidsgevoel als hijzelf, als zijn reddende engel beschouwde. Hij vroeg om hulp. Maar Gustaf Torstensson deed niets. De dreigbrieven kunnen immers op verschillende manieren worden geïnterpreteerd.’

‘O ja?’ zei Wallander. ‘Dreigbrieven zijn dreigbrieven.’

‘Meer of minder serieus’, zei ze. ‘Misschien hebben we de vergissing gemaakt te vergeten dat Gustaf Torstensson ze gewoon niet serieus heeft genomen. Hij registreerde ze niet als ingekomen post, hij wendde zich niet tot de politie of tot de Orde van Advocaten. Hij stopte ze gewoon weg. Het meest dramatische kan soms immers zijn dat je het ondramatische van een gebeurtenis vindt. Dat Sonja Lundin niet genoemd werd, komt waarschijnlijk omdat Lars Borman niet eens wist dat ze bestond.’

Wallander knikte.

‘Goed gedacht’, zei hij. ‘Jouw speculaties zijn zo slecht nog niet. Eerder andersom. Er is alleen nog één ding dat niet verklaard wordt. Het belangrijkste detail. De moord op Lars Borman. Een kopie van Gustaf Torstenssons dood. Executies die men voor iets anders probeerde te laten doorgaan.’

‘Eigenlijk geef je zelf het antwoord al’, zei ze. ‘Hun dood doet aan elkaar denken.’

Wallander dacht na.

‘Misschien wel’, zei hij. ‘Als we ervan uitgaan dat Gustaf Torstensson om welke reden dan ook in Alfred Harderbergs ogen een verdacht persoon was. Als hij in de gaten werd gehouden. Dan zou wat er met Lars Borman is gebeurd een kopie kunnen zijn van wat er bijna met mevrouw Dunér is gebeurd.’

‘Dat is precies wat ik ook denk’, zei ze.

Wallander stond op uit zijn stoel.

‘We kunnen hier niets van bewijzen’, zei hij.

‘Nog niet’, zei ze.

‘We hebben niet veel tijd tot onze beschikking’, zei Wallander. ‘Ik vermoed dat als er niets gebeurt, Per Åkeson ons een halt zal toeroepen en zal eisen dat we het onderzoek verbreden. Laten we zeggen dat we een maand hebben om ons te concentreren op ons zogenoemde hoofdspoor: Alfred Harderberg.’

‘Misschien lukt dat’, zei ze.

‘Vandaag heb ik anders een slechte dag’, zei Wallander. ‘Ik geloof dat het hele onderzoek naar de kloten gaat. Juist daarom is het goed om te luisteren naar wat jij te vertellen hebt. Rechercheurs die wankelen in hun geloof hebben niks in het korps te zoeken.’

Ze gingen koffie halen. In de gang bleven ze staan.