'Hoe ver weg?' sist de Ouwe.
'Moeilijk te zeggen,' antwoordt Tiny, die de indruk van een ingewijde probeert te maken. 'Die communistische bossen kunnen je behoorlijk belazeren!'
'Opstaan,' beveelt de Ouwe. 'Het bos uit en de helling af! Looppas! En er wordt niet geschoten zonder dat ik daartoe uitdrukkelijk bevel geef! Als we moeten vechten, dan met messen en pioniersschoppen!'
Luitenant Schnelle heeft zijn pistool al in de hand en maakt een uiterst krijgshaftige indruk.
'Stop dat schietijzer weg!' snauwt de Ouwe geërgerd. 'Als dat ding afgaat zullen ze het in Moskou kunnen horen!'
Beledigd stopt de luitenant het pistool weer in de holster. Hij kijkt als een schooljongen die vroeg naar bed is gestuurd.
Lang voor ze in zicht komen kunnen we ze al horen. Luidkeels argumenterend komen ze vanachter een groepje dennen te voorschijn. Voorop lopen twee Russische luitenants, die op de Russische manier hun machinepistolen voor de borst hebben hangen. De compagnie volgt hen op de voet, lopend als een ongeregelde troep.
Doodstil blijven we ze liggend in de sneeuw observeren. Het zou een koud kunstje zijn ze te grazen te nemen, maar ze zijn niet belangrijk genoeg. We hebben er geen belangstelling voor ze te doden. Onze missie is oneindig veel belangrijker.
'De vijand!' fluistert vaandrig Tamm opgewonden. 'Waarom schieten we ze niet overhoop?'
'Omdat geweld niet altijd de beste manier is,' verwerpt Porta zijn suggestie spottend.
'Maar het is de vijand,' fluistert Tamm luider, de kolf van zijn machinegeweer in zijn schouder drukkend.
'Denk erom dat je je vinger niet te ver kromt,' waarschuwt Porta hem joviaal, 'anders ben jij meteen een dooie held!'
Tamm ontspant zijn greep op het wapen en kijkt verloren om zich heen.
'De Führer heeft bevolen dat de vijand vernietigd moet worden waar we hem tegenkomen!'
'Waarom meld jij je niet in het hoofdkwartier van de Führer om zijn laarzen met wat spuug op te poetsen?' oppert Gregor grijnzend. 'Dat zou net wat voor jou zijn! Misschien krijg je zelfs wat voetenzweet van Adolf onder je nagels!'
Het kabaal van de voorbijtrekkende Russische compagnie sterft geleidelijk weg. Het laatste dat we van ze horen is een langdurige uitbarsting van gelach.
De hele dag en het grootste deel van de nacht blijven we verder trekken. De wind is zo scherp als een scheermes. Je hebt weinig aan gezichtsmaskers als het meer dan vijftig graden Celsius vriest. De loodkleurige wolken hangen laag boven de aarde en verplaatsen zich steeds sneller en sneller. Er komt een storm opzetten: een van die gevreesde poolstormen die een eland over de sneeuw kunnen voortblazen alsof het een sneeuwvlokje is.
'Jezus en Maria, wat is het verdomd koud,' kreunt Tiny, die zich warm probeert te slaan. 'Wat wil Adolf toch verdomme in dit pokkeland? We doen de buren alleen maar een plezier door het van ze af te pikken!'
Vlak voor zonsondergang laat de Ouwe kort rust houden voor een koude maaltijd.
'Waarom al die snelheid?' gromt luitenant Schnelle, die zich uitgeput languit op de sneeuw laat vallen.
'Omdat we nog vóór die bevoorradingsvliegtuigen bij de meren moeten zijn,' antwoordt de Ouwe knorrig. 'We hebben een bijzonder krap tijdschema. Als u ons niet kunt bijhouden, Herr Leutnant, kunt u natuurlijk hier blijven. U bent niet aan mijn sectie toegevoegd, maar bent alleen als waarnemer meegestuurd!'
'Klaarmaken voor vertrek,' roept de Ouwe en draait de luitenant verachtelijk zijn rug toe.
Vanaf de heuveltoppen kunnen we uitkijken over de Witte Zee, waar hoge golven zich naar de duistere hemel verheffen. Aan de horizon kunnen ze nog net een donkere lijn onderscheiden, die iets weg heeft van een ver verwijderde kustlijn.
'Denk je dat dát Amerika is?' vraagt Tiny belangstellend.
Onmiddellijk ontstaat er een levendige discussie. Alleen de beide waarnemers laten zich er als officieren niet mee in.
'Heilige Agnes,' roept Gregor schor, 'het is zo dichtbij dat we er bijna op kunnen zeiken. En als dat Amerika is zou ik zeggen: laten we op Adolf schijten en deze strontoorlog laten voor wat-ie is!' We liggen op onze buik in de sneeuw en staren dromerig naar de donkere schaduwen, terwijl we elkaars fantasieën proberen te overtroeven. Tiny stelt zich voor dat hij David, de zoon van de bonthandelaar, in New York tegenkomt, waar hij zit te wachten op Adolfs definitieve nederlaag.
Laat in de middag van de vierde dag bereiken we de meren en hebben nog maar net de lange rode markeringsdoek uitgerold, als de eerste JU-52 door de bewolking komt aanronken. Het vliegtuig scheert laag over de sneeuw en heel even denken we dat het gaat landen.
De Ouwe stuurt een vuurpijl omhoog en er beginnen kisten uit het vliegtuig te vallen.
Nog twee andere vliegtuigen stuiven ronkend aan uit het waas van sneeuw; ze blijven heel even boven onze hoofden rondcirkelen en schuiven dan letterlijk hun kisten de een na de ander naar buiten. 'Ze schijnen nog al haast te hebben om weg te komen,' zegt Porta sarcastisch, de binnenkant van zijn elleboog aantikkend.