Onafgebroken daveren de explosies. Een draagbalk begeeft het en de splinters vliegen door de kelder. De helft van het plafond stort in een stofwolk naar beneden. De kelderdeur wordt als een stukje papier in de storm naar binnen geblazen. Hij hoest en heeft het gevoel te zullen stikken. Overal stof en rook. Angstig luistert hij. Boven het kabaal van de bommen uit kan hij een vreemd, holklinkend gebrul horen.
Hij weet wat dat is. Het is de hitte, de alles-verwoestende hitte die voorafgaat aan de vlammen van een fosforbom.
Het huis wankelt als een schip in een wervelstorm. De kat wordt verpletterd onder een balk en het bloed van het dier spuit hem in het gezicht. Het lijk van de oude vrouw wordt onder een laag bakstenen bedolven. Als een gebalde vuist raast een wolk steenslag op hem af: de brandmuur tussen dit huis en het huis ernaast is weggeblazen. Hij kijkt naar binnen en ziet een aantal lijken vreemd verwrongen op een hoop liggen. Overal bloed. Aan de spleten in de muren likken vlammen – dan komt er een golf van hitte die brult als een gigantische stofzuiger. Hij wordt opgetild en recht door een houten wand in de aangrenzende woning gesmeten. Hij verliest een ogenblik het bewustzijn en komt langzaam weer tot zijn positieven.
Verward kijkt hij om zich heen, betast zijn voorhoofd en merkt dat zijn hand onder het bloed zit. De stalen helm is verdwenen, maar nog steeds houdt hij Wislings uniformpet in de hand. Duizelig staat hij op en loopt de keuken in. Hij steekt zijn hoofd onder de kraan en drinkt als een dorstig dier.
Hete lucht, verschroeiend hete lucht, smijt hem tegen de grond. Overal om hem heen hoort hij een hels gebrul. Er is geen brand – alleen maar die vreselijke hitte.
Wat er nu is gebeurd is al eens vaker voorgekomen. Een tweede bom heeft het vuur uitgeblazen dat de eerste heeft aangestoken. Hij struikelt over een dode Hauptmann. Het lichaam lijkt zich te bewegen, maar dat komt door de grote hitte. Hij bekijkt zichzelf. Een SS-overjas zonder koppelriem. Hij heeft de Mpi verloren. In de smorende hitte en het helse lawaai trekt hij de dode het uniform uit. Het is een oudere man met een buik, zodat het uniform hem veel te ruim is. De pet valt hem over de oren. Hij klemt een stuk halfverbrande doek tussen de zweetband. In de linker binnenzak van het uniform zitten de papieren van de dode: Hauptmann Alois Ahlfeldt, 5de bataljon Geheime Feldpolizei! Ondanks zijn angst en opwinding moet hij glimlachen. Overal loopt hij politiemannen tegen het lijf. Hij doet de gele koppelriem van de dode en diens pistool rond zijn middel. Iedereen kan zien dat dit zijn uniform niet is, maar in ieder geval is dit beter dan het SS-uniform. Dit is het uniform van een officier van de Wehrmacht, die door alle Duitsers wordt gerespecteerd. De meeste patrouilles staan onder het commando van een onderofficier, die zich wel tweemaal zal bedenken alvorens hem staande te houden.
Vlug springt hij omlaag naar de overloop op de eerste etage, waar één dichte muur van vlammen hem tegemoet raast. De deuren en muren zijn al geblakerd en de verf verschrompelt en brandt met kleine blauwachtige vlammetjes. In den blinde rent hij een lange gang door. Hongerig achtervolgen de vlammen hem de trap op en sluiten hem in met een ring van vuur, maar dan wordt hij door een geweldig vacuüm uit het huis gezogen.
Overal liggen lichamen te branden, met blauwe en gele vlammen. De straat is veranderd in het voorgeborchte van de hel. Onophoudelijk kan hij het vreemd schrapende geluid van neerregenende brandbommen horen. De hitte dringt door de zolen van zijn laarzen heen. Het asfalt kookt als borrelende lava.
Hij rent langs Nadolny, waar de lijken in rijen liggen te wachten om per vrachtwagen naar hun laatste vreugdevuur te worden vervoerd. De slachtoffers van de luchtaanvallen worden nu niet langer begraven. Het zijn er veel te veel.
Niemand neemt enige notitie van hem, als hij de Blücher Platz oversteekt. Een met stof overdekte Hauptmann met een wilde blik in zijn ogen. Wat doet het ertoe? Wie is er niet van streek? Wie is er niet van Lotje getikt?
De tramwagen wordt uit de rails gedrukt. De banken branden, met kleine vrolijk dansende vlammetjes. De bestuurder hangt half uit de verbrijzelde voorruit. Zijn hoofd is verdwenen en de tram is vol zwaar verminkte lichamen.
Een nieuwe bommenregen daalt neer over de stad. In enorme stofwolken zakken huizen in elkaar. Na de explosiebommen komen de brandbommen, die vuurspuitend tegen de grond slaan. Ja, in deze straten woedt de hel.
Twee oude mannen in het uniform van luchtalarm-bewakers pakken hem bij de armen.
'Herr Hauptmann, help ons alstublieft,' smeken ze hem. 'Er is er een ingeslagen in onze kelder; we kunnen ze er niet meer uitkrijgen!'
'Laat me los, stelletje gekken!' brult hij woedend en duwt hen van zich af. 'Haal ze er zelf maar uit, daar zijn jullie voor!'
Hij rent verder met grote passen, van huis tot huis dekking zoekend.