Home>>read Krijgsraad free online

Krijgsraad(70)

By:Sven Hassel


'U zei dat u een boodschap voor mij had, van mijn man?' vraagt ze twijfelend, terwijl ze haar kimono dichter om zich heen trekt. 'Nee, dat zei ik alleen om u de deur open te laten maken. Ik heb Kurt na mijn arrestatie niet meer gezien.' Hij kijkt de kamer door en staart peinzend naar een portret van zijn vriend Kurt Peters, een portret dat vlak voor het uitbreken van de oorlog is gemaakt. 'Dan is het inderdaad al heel lang geleden sinds u hem hebt gezien,' fluistert ze. 'Al bijna twee jaar geleden hoorden we dat u was geëxecuteerd. Wist u dat uw vrouw spoedig gaat hertrouwen?'

Hij haalt zijn schouders op. Wat doet dat er nu nog toe? Wat kan hém Gertrud schelen? Ze heeft hem in de steek gelaten, heeft tegen hem getuigd, zei alles wat ze haar wilden horen zeggen. Uiteraard hadden ze haar bedreigd. Dat deden ze met iedereen, zelfs met kinderen. Je hoefde echt niet lang in de kelders van de Prinz Albrechtstrasse te hebben doorgebracht voor je je verzet opgaf. Ze hadden altijd wel iets bij de hand waarmee ze een getuige de doodsschrik konden aanjagen.

In enkele woorden legt hij haar uit wat hem is overkomen en smeekt haar hem onder te laten duiken, samen met Wisling, tot ze verder kunnen vluchten.

'Dat durf ik niet,' stamelt ze. 'De muren hebben hier ogen en oren.'

'Niemand heeft me binnen zien komen,' zegt hij zelfverzekerd.

'Dat weten we niet zeker,' zegt ze nerveus, wanhopig naar het tapijt starend alsof ze iedere draad erin wil tellen.

'Al was het maar voor één nacht,' pleit hij. 'We vertrekken zodra we de hand op wat burgerkleren hebben gelegd.'

'Ik durf het niet,' herhaalt ze nog eens. 'Als ze u en uw vriend hier vinden betekent dat voor mij de doodstraf. Hetzelfde is pas nog gebeurd met een andere vrouw, even verderop in de straat. Ze werd verraden,' voegt ze er huiverend aan toe.

'Ik weet dat we u groot gevaar laten lopen,' zegt hij vriendelijk, 'maar u bent onze enige hoop. We gaan er vandoor zodra we burgerkleren hebben.'

'Beschikt u over persoonsbewijzen?' vraagt ze zenuwachtig.

'Nog niet. Ik weet waar ik ze kan krijgen, maar daar kan ik pas morgen heen. Als u ons wilt verbergen tot we in het bezit zijn van papieren en burgerkleding, zal ik dat nooit meer vergeten.'

Ze schudt haar hoofd.

'Ik heb drie kleine kindertjes. Ze zullen ze van mij afpakken en in een nazi-kinderkamp zetten, waar ze zullen leren dat ze hun eigen moeder moeten haten. Ze zullen ze vertellen dat ik het volk heb verraden en mijn welverdiende straf heb gekregen!'

Ze loopt een paar maal heen en weer, ingespannen nadenkend. Ze neemt een kijkje bij de kinderen en gaat dan op de stoel achter een antieke secretaire zitten.

'God in de hemel, wat moet ik doen,' kreunt ze zacht, terwijl haar hand naar haar keel grijpt. 'Ik kan u toch ook niet aan die duivels uitleveren!' Ze kijkt hem langdurig aan zonder iets te zeggen, spelend met een briefopener in de vorm van een bajonet. Ze staat op, loopt naar de verduisterde ramen, trekt de verduistering iets opzij en kijkt de straat in, waar een amfibievoertuig langzaam voorbijrijdt. Ze ziet vier stalen helmen in het voertuig, die glimmen van de regen.

Vlug draait ze zich om, na zich ervan te hebben overtuigd dat de verduistering weer op z'n plaats zit. Het minste of geringste straaltje licht zal ervoor zorgen dat er een patrouille de trap komt opstormen.

'Geeft u mij uw woord van eer dat u hier morgenochtend vertrekt, nog voor het licht wordt? En als u wordt gepakt, belooft u me dan dat u nooit zult vertellen dat u contact met mij hebt gehad?'

'Ik geef u mijn woord. Ze hebben mij al eerder gemarteld en ik weet wat ik kan verdragen.'

'Goed dan, ga uw vriend maar halen, u kunt hier vannacht blijven. Maar zorg in hemelsnaam dat u niet wordt gezien! De conciërge hier is een duivelin. Ik zal terwijl u weg bent intussen wat kleren van Kurt opduiken.'

'Dank u,' mompelt hij, haastig wegglippend door de deur. Als een schaduw loopt hij de trap af en het portiek uit.

Iets verderop in de straat vangt hij een glimp op van een SD-patrouille en springt hij een keldergat in om zich te verbergen. Met zware tred lopen de SD-ers hem voorbij. De halvemaanvormige emblemen op hun borst glinsteren dreigend.

Enkele meters verder controleren ze twee soldaten die met volle bepakking en hun geweer op weg zijn naar huis, voor verlof. Hun uniformen zijn verbleekt en stinken naar het front. Met pijnlijke nauwkeurigheid controleert de patrouille hun papieren, waarbij vooral de stempels, data en bestemmingen worden bekeken. De pasfoto in het dunne persoonsbewijs wordt zorgvuldig vergeleken met het uiterlijk van de beide soldaten. Ook de identiteitsplaatjes om hun hals ontsnappen niet aan de aandacht van de SD-ers. De datum op het ontluizingscertificaat wordt vergeleken met de datum van afgifte op het verlofpasje.

Er zijn bijna twintig minuten verstreken als de 'waakhonden' tevreden zijn gesteld. Niemand op straat neemt ook maar enige notitie van hen. Iedereen heeft er meer dan genoeg aan voor zichzelf te zorgen. Als die twee inderdaad deserteurs zijn hebben ze eenvoudig pech gehad.