Home>>read Krijgsraad free online

Krijgsraad(68)

By:Sven Hassel


'Stil maar, stil maar,' zegt Menckel. 'Wij zijn geen SS-ers. Die uniformen hebben geen enkele betekenis. We zijn ontsnapte gevangenen.'

Buiten, op straat, klinken voetstappen. Ze luisteren alle drie, met van angst wijd opengesperde ogen.

'De puinruimers,' zegt de oude vrouw, nadat ze een poosje stil heeft liggen luisteren.

Berlijn is weer ontwaakt. De mensen verdringen elkaar in de straten, op weg naar hun fabrieken en werkplaatsen. Tussen de luchtaanvallen in wordt er hard gewerkt. Zonder geldige reden wegblijven van het werk wordt als sabotage beschouwd. Als dat twee keer achtereen gebeurt betekent dat de doodstraf.

'Bent u van uw familie de enige overlevende?' vraagt Wisling, vol medelijden neerkijkend op de oude vrouw.

'Ja, de anderen zijn allemaal weg. Ik weet niet of ze nog leven of al dood zijn. Sinds ze hier werden weggehaald heb ik nooit meer iets van ze vernomen.'

'In het Duitsland van vandaag is het verschrikkelijk om jood te zijn,' zegt Menckel.

'Ik denk niet dat er nog veel van ons over zijn,' zucht de oude vrouw. 'De oude soldaat die me eten brengt zegt dat er lange goederentreinen vol joden naar het oosten zijn vertrokken, de ene trein na de andere. Nu is daar een eind aan gekomen. Dus misschien zijn er geen joden meer om weg te sturen. En wat zijn we in feite? Doodgewone Duitsers, zoals u. Mijn familie heeft altijd in Duitsland gewoond en is altijd Duits geweest, net als mijn vader en mijn grootvader. Velen van hen waren officier in het leger van de keizer. Mijn man diende in het eerste garderegiment grenadiers en heeft in '14 – '18 voor Duitsland gestreden. Drie keer kwam hij zwaargewond thuis. Na de oorlog werkte hij bij een ministerie, tot ze in '33 tegen hem zeiden dat hij een Untermensch was en hem de laan uitstuurden. Toen ze hem die avond kwamen ophalen vonden ze alleen nog een lijk. Ze spuwden op hem en noemden hem een laf joods varken. De onderscheidingen die de keizer hem had verleend vermorzelden ze onder de hakken van hun laarzen. Ja, wij waren Duitsers, Duitsers uit Berlijn. We hebben hier altijd gewoond. Ik hield van deze stad.' Terwijl ze dit zegt glimlacht ze dromerig. 'Het was zo'n vrolijke, blije stad, maar nu is de stad ziek en zal ze sterven. Sterven, evenals ikzelf. Vroeger zeilden we iedere zondag op de Spree en gingen we in het Grünewald dansen. Tot ze ons dat verboden.'

Het blijft een poosje stil. Gespannen luisteren ze naar de vele geluiden die vanaf de straat vaag tot hen doordringen.

'Volgens mij doet u er verstandig aan zo snel mogelijk die uniformen kwijt te raken,' zegt de oude vrouw plotseling. 'Ik kende iemand die zich in zo'n uniform verborgen hield. Toen ze hem te pakken kregen hebben ze hem heel langzaam doodgemarteld en ieder botje in zijn lichaam verbrijzeld. Je kon zijn afschuwelijke gegil overal in de straat horen. Niemand durfde hem te hulp te komen. We hoorden hoe ze hem sloegen en sloegen, tot er geen greintje meer leven in hem over was. En hij was nog wel zo'n knappe jongeman. Iemand die we allemaal graag mochten. Het was stom van hem om hier terug te komen. Ze grepen hem in de tuin. Misschien zouden ze hem niet hebben gedood als hij dat SS-uniform niet had gedragen. Toen ze dat zagen werden het wilde beesten. Nee, u móet zich van die uniformen ontdoen. Kent u niemand die u aan burgerkleren kan helpen?'

'Dat hoop ik wel,' zegt Menckel. 'We zullen het gaan proberen zodra het donker is.'

'Als ze de kleren van mijn zoon niet hadden meegenomen had u die mogen nemen, maar ze zeiden dat ze door de staat waren gekonfiskeerd.'

Menckel gooit zijn helm af, die kletterend over de grond rolt. De kat blaast geschrokken en zet een hoge rug op.

'In de gevangenis gezeten?' vraagt ze bij het zien van zijn kaalgeschoren hoofd. Ze knikken beiden.

'Verdwijn uit Berlijn,' zegt ze. 'Ja, het beste is dat u helemaal uit Duitsland verdwijnt. Hier zullen ze u zo te pakken krijgen!'

'Ze heeft absoluut gelijk,' mompelt Wisling. 'We moeten wat burgerkleding zien te krijgen, al zouden we er iemand op straat voor moeten uitkleden.'

Even na twaalven 's middags begint de luchtalarmsirene weer te huilen. Nu zijn het de Amerikanen, die in hun Vliegende Forten over komen vliegen. Vlak bij regent het bommen. Overal daverende explosies. Het oude huis schudt en kraakt. Ze worden overdekt door een dikke laag cementstof.

Heel even zijn ze bang dat het huis boven hun hoofden zal instorten. Enkele uren later is het voorbij en geeft de sirene het sein alles-veilig.

Boven op straat komt een compagnie soldaten voorbijmarcheren, onder het zingen van: Die blauen Dragonen, sie reiten mit klingendem Spiel durch das Tor... Ze horen voetstappen op straat en de kelderdeur wordt met veel kabaal opengetrapt.

'Is daar iemand?' roept een hese stem.

Ze kunnen hem duidelijk in de deuropening zien staan, een luchtalarmbewaker in een blauwe overall met een stalen zwarte helm op. 'Geef antwoord, verdomme. Is daar iemand?'

De kat miauwt lang en klaaglijk.