"Nee, ik wil hem niet ontmoeten," krabbelt "Potten en Pannen" gauw terug. "Het was alleen maar voor de gein!"
"O, wat ben jij een lolbroek, jij wellustige hufter!" gilde ze schril van nijd. "Mijn borsten zijn mijn bankrekening, mannetje!"
"Potten en Pannen" slikte een paar keer en ook al was zijn denktank een beetje lek, toch hoefde hij zijn kop niet tegen de muur te slaan om hem te laten werken. En de gedachte aan "Big Willy" die ergens onder het dak van de "Grosse Kater" lag te rusten om kracht te verzamelen maakte dat hij sneller begon te denken dan normaal. Hij trok 500 mark uit zijn portefeuille en vroeg of die misschien de tandafdrukken sneller konden verhelpen.
"Ben jij soms een jood of zo?" vroeg de "Degenslikster". "Je bent toch niet besneden, wel? Ik wil geen moeilijkheden met de rassenpolitie!"
"Potten en Pannen" keek beledigd en haalde zijn jongeheer te voorschijn. Het was een doodgewone Duitse pik. Toen begon de "Degenslikster" naar de deur te lopen en hij begreep de wenk. Er verscheen een nieuw biljet van vijfhonderd mark in zijn hand.
"Dat duurde lang," lachte ze en stopte het bankbiljet onder de wastafel weg. De gedachte dat het weleens vals geld kon zijn kwam zelfs niet in haar hoofd op. Vol bereidwilligheid dook ze met "Potten en Pannen" het nest in.
"Bon appetit, kleine kannibaal," kirde ze. "Kauw maar zoveel je wilt – en voor tweehonderd mark meer mag je er nog bij smakken ook. Ik geef m'n klanten wat ze willen. Maar alles heeft z'n prijs!"
Ze gilde van genot toen hij haar met zijn riem op haar billen mepte; en toen hij haar aan de binnenkant van haar dijen beet miauwde ze als een krolse poes die door twee ervaren katers wordt gepakt.
"Ik kom gauw weer langs," beloofde hij toen hij vertrok. Maar ze had al gauw in de smiezen dat dat een leugen was, toen de smerissen haar in de bank oppakten wegens een poging om twee valse biljetten van vijfhonderd mark te verzilveren. Uiteraard ontkende ze te hebben geweten dat het geld vals was, maar het zag er donkerder voor haar uit toen ze in haar kamer ook nog een vals biljet van tweehonderd mark vonden. Ze ging voor een behoorlijk poosje achter slot en grendel en van "Potten en Pannen" werd nooit meer iets gehoord.'
'Sinds we dat bijzondere soort socialisme in Duitsland hebben is hier het leven nauwelijks nog de moeite waard,' zegt Gregor. 'Vroeger kon je tegen een smeris zeggen dat hij moest opdonderen en ergens anders agentje moest gaan spelen. Tegenwoordig komen ze als dieven in het holst van de nacht en trekken je zo van je wijf af. En als je niet ogenblikkelijk bekent fatsoeneren ze je gezicht zo bij dat je eruitziet als een buldog en je bijna begint te blaffen!'
'Buiten Duitsland noemen ze zoiets een politiestaat,' zegt Porta met een brede grijns. 'Je grondwettelijke burgerrechten kun je recht in de reet van een gepensioneerde Reeperbahn-hoer steken!' Tiny, die brood met suiker staat te eten, slikt een reusachtige hap met moeite door en spoelt hem weg met een slok schnapps en een flinke scheut bier. Dan laat hij een lange, ratelende boer.
'Wat 'r ook gebeurt,' zegt hij apatisch, 'je eindigt altijd in station David, waar ze je op een kruk zetten die door honderden trillende klootzakken is opgepoetst totdat-ie glimt als een spiegel. Dan vertellen ze je waarop je volgens paragraaf stront en zeik geen antwoord hoeft te geven. Ook mag je een advocaat nemen, zeggen ze, maar nog voor je verbinding hebt gekregen – waar je recht op hebt – beginnen ze je al zo te ondervragen dat zelfs Jezus, zoon van God en Maria, nog zou bekennen dat hij die bankroof op Adolf Hitler-Platz heeft gepleegd en de kassier een oor heeft afgeschoten omdat-ie een rooie stropdas droeg. Burgerrechten,' sist hij verachtelijk, 'daar is al evenveel van waar als van die hele verdomde bijbel! Als je toevallig in Sankt Pauli woont rekenen zowel de politie als de burgers je meteen tot de verdorven schurken en boeven. Dan slaan ze je net zo lang in elkaar tot je bijna gaat bekennen wie de laatste onopgeloste misdaad heeft begaan waarmee ze nog steeds zitten te spelen. En als je werkelijk in een van die zijstraatjes van de Bernhard Nochtstrasse woont, waar de beroeps zich alleen bij volslagen duisternis kunnen laten naaien, lezen ze je niet eens je rechten meer voor, maar sturen ze hun pesthonden op je af om ze te leren hoe ze iemands reet uit elkaar kunnen trekken. Heb je het laatste nieuws al gehoord? Een stel van die wolfshonden heeft weer eens een of andere arme stakker verscheurd die die maffia-hufter niet kon betalen!'
'Ze zijn gemeen, die honden. Ze bijten je in je reet zonder ook maar even te aarzelen,' zegt Porta vol afschuw. 'Ik zou zulke krengen niet willen hebben! Al spraken ze twaalf talen en konden ze Sanskriet schrijven en kenden ze het hele Engelse en Pruisische handboek voor de soldaat voor bereden troepen van voor naar achter en van achteren naar voren.'