'Ik zal je je darmen uit je reet trekken, ellendig zwijn dat je bent! Wat voor spelletje denk jij verdomme te kunnen spelen?' Hij is buiten zichzelf van woede en kijkt alsof hij Tiny met huid en haar wil verslinden. Tiny staat stram in de houding en staart met een nietsziende blik in de verte. 'Zwijn! Krankzinnige! Hoe durf jij een majoor rotte appels naar zijn hoofd te gooien? Heb je je verstand verloren? Ik zou je graag aan een van die palen willen binden, in plaats van een van die veroordeelden!' Een vol kwartier blijft het vloeken en verwensingen op Tiny's hoofd regenen.
De kraai in de kromme boom krast hatelijk; het klinkt bijna alsof hij lacht. Dat schijnt de majoor ook te denken, Hij smijt een steen naar de vogel, die alleen maar een eindje opwipt en zich een paar centimeter verderop weer op de tak zet. Daar begint hij zijn veren glad te strijken om te voldoen aan de executievoorschriften.
Vloeken mompelend loopt de majoor naar een hut, waarin een telefoon op irriterende manier staat te rinkelen. Het zal wel even duren voor hij de tweede sectie van de vijfde compagnie heeft vergeten.
Een motorordonnans komt spetterend aanrijden en vraagt naar de majoor.
De soldaten richten zich op: er gaat iets gebeuren.
De majoor komt de hut uit.
'Executie drie uur uitgesteld!' blaft hij.
We krijgen bevel om de geweren in een rot te zetten, op de manier die soldaten sinds de uitvinding van het eerste vuurwapen altijd hebben toegepast.
Het regent steeds harder en de huilende wind wordt kouder.
'Zorg dat jullie toonbaar blijven!' beveelt de majoor, alvorens in het zijspan weg te rijden. 'Ik ben zo terug!'
De gedwongen ooggetuigen staan huiverend naast de hut. Om de een of andere reden die niemand kent mag niemand de hut betreden.
De priester is blauw van de kou. Hij is de enige aanwezige zonder overjas.
Sinds we bij elkaar zijn gekomen in de vijfde compagnie, is dit onze negende executie. Vroeger moesten de pioniers de vuurpelotons leveren, maar tegenwoordig moeten het mensen van de eenheid zijn waartoe de veroordeelde zelf heeft behoord.
De wind verandert onze wervelkolommen in ijsstaven. Totaal verkleumd staan we op onze handen te blazen.
De majoor komt terug en geeft opdracht het eten rond te delen. De een of andere stommeling heeft het deksel van de gamel niet goed gesloten en het eten is lauwwarm.
'Verdomme!' vloekt Porta. 'We hebben recht op heet vreten! Deze troep' – hij pookt woedend met zijn lepel in zijn mess-tin – 'is zo koud als de ballen van een aap in de regentijd!'
De motorordonnans komt weer terug. Opnieuw is de executie twee uur uitgesteld.
'Dat betekent dat het al schemert voor wij ze mogen neerpaffen,' schat Porta zuur. 'Ik hoop vurig dat we het niet bij kunstlicht hoeven te doen. Dat heb ik al eens eerder meegemaakt. Helemaal niet leuk. Ze moesten de kandidaat naar de paal dragen, en toen ze het licht aandeden zagen we dat het een Blitzmädel was, een seinster. Nou, dat deed het 'm. Twee man van het vuurpeloton smeten de geweren weg. Die luitenant werd helemaal gek. Hij brak zijn zwaard over z'n knieën in stukken en smeet ze naar de officier van de krijgsraad. Uiteraard sleepten ze hem weg en werd het vuurpeloton overgenomen door een SA-man. Het meisje werd dus afgemaakt, maar pas nadat een van ons plat was gegaan. Zijn geweer, zijn helm en het hele zootje rolden recht naar de voeten van dat meisje en ze gilde zo hard dat het maar een haar scheelde of we waren allemaal achter de tralies gezet. Die luitenant kwam in Torgau terecht en kwam als gewoon soldaat terug. Een jaar later hebben ze hem in Sennelager wegens desertie neergeknald. Nee, ik verheug me niet op kunstlicht!'
'Ik heb zelf ook eens moeten meedoen aan de executie van een meisje,' vertelt Gregor ons, 'maar dat gebeurde in stralende zonneschijn. Dat was toen ik nog bij dat Reiterregiment in Königsberg zat. Ze hadden ons van tevoren gezegd dat het een hoer was. Ze lieten ons vollopen met jajem, dus waren we half aangeschoten toen ze haar kwamen brengen. Ze was zo wit in d'r gezicht dat we dachten dat ze al dood was. Toen we laadden spuugde ze zo ver, dat we de spetters konden voelen. Ik verstelde mijn vizier zodanig dat de loop boven haar hoofd was gericht. Een griet neerschieten – nee, ik kón het eenvoudig niet. Het leek me dat ze een beetje inzakte voor we vuurden – en ze hing heel raar in de touwen, heel anders dan gewoonlijk wanneer hun lamp is uitgeblazen. Die SA-officier liep erheen, een beetje aan de bleke kant, om haar het genadeschot te geven. Drie keer pafte zijn Walther. Wij stonden op ons gemak te kijken hoe de hospikken haar lossneden. Dan komt die SA-man en begint me daar te brullen en te schreeuwen of al z'n stoppen zijn doorgeslagen. Geen enkel kogelgaatje in de dame! Mijn elf makkers hadden dezelfde gedachte gehad als ik en hadden expres misgeschoten. En die SA-officier, die dat spelletje nog niet kende, had in de grond geschoten.