'Nee, daar had ik geen idee van.'
'Dat is een van de meest opmerkelijke dingen met ons Duitsers,' zucht generaal Wagner apathisch. 'Wij weten nooit iets. We zijn wereldkampioenen in een oogje dichtknijpen. God weet hoeveel onschuldige mensen daar in die Morellenschlucht neergeschoten zijn.'
'Heb je pijn als ze je neerschieten?' komt de jonge korporaal tussenbeide.
Verbaasd staren zijn medegevangenen hem aan. Geen van hen heeft daarover nagedacht. De verschrikking van de dood is zo overweldigend geweest dat niemand aan de lichamelijke pijn heeft gedacht die ermee gepaard kan gaan.
'Ik geloof niet dat je er iets van zult voelen,' zegt de generaal zelfverzekerd. 'Een enkele kogel kan op slag de dood veroorzaken. De staat is edelmoedig en gunt je er meteen twaalf!'
'Ik denk niet dat zij mij ooit zullen doodschieten,' zegt de scheikundige met een hysterische klank in zijn stem. 'Mij zullen ze naar een specialisteneenheid sturen. Ik voel het aan mijn botten. Ik weet het gewoon. Zodra ze ontdekken wat mijn specialiteit is zullen ze gaan inzien hoe bruikbaar ik in een specialisteneenheid zal zijn! Ik geef u mijn woord dat ik een bezoek aan uw vrouw zal brengen om haar uw laatste woorden mee te delen, Herr General! Ik zal naar u opzien en u bewonderen!'
'Doe dát maar niet,' zucht deze. 'Dat is de grote fout van ons Duitsers: we hebben altijd iemand nodig om tegen op te zien en voor wie we kunnen moorden.'
Ze horen de etenswagen door de gang rammelen. De klok slaat acht uur.
Commando's, wapengekletter, kreten en vloeken, het gerammel van sleutels. Er worden er die ochtend veel opgehaald. De gevangenis gonst van nervositeit.
Opnieuw werpen drie tralies hun schaduwen op de vloer. Spoedig zal de vierde er ook zijn. Dan wordt de deur opengerukt.
'Paul Köbke!' snauwt de Feldwebel.
De scheikundige die zijn mond niet kon houden staat op.
'Nee, nee!' kreunt hij. 'Dat is een vergissing. Ik ben hier nog niet zo lang! Ze moeten ú hebben, Herr General!'
'Halt's Maul, Köbke!' gromt de Feldwebel geïrriteerd, een voet in de cel zettend. 'De generaal komt ook aan de beurt, net als de rest van jullie. Vandaag ben jij aan de beurt – en vlug een beetje! Je reisgezelschap staat te wachten.' Hij geeft Köbke zo'n harde duw dat deze precies in de armen valt van twee onderofficieren, die met geroutineerde behendigheid zijn handen boeien.
'Ik kom gauw terug!' belooft de Feldwebel grijnzend. Dan smakt hij de celdeur dicht.
Het vaderland heeft het recht te verlangen dat het volk er alles voor opoffert. Daarom beveel ik dat iedereen die een wapen kan vasthouden ogenblikkelijk onder de wapenen wordt geroepen en zonder acht te slaan op leeftijd en gezondheidstoestand tegen de vijand in het geweer wordt gestuurd.
Adolf Hitler, 25 september 1944
'De duivel hale je,' zegt de Ouwe woest, als hij de kelder betreedt en ons tussen al die flessen ziet liggen.
'Niet zo luid!' kreunt Tiny. 'D'r zit een kaboutertje in m'n kop dat uit alle macht tentharingen in de grond probeert te timmeren!'
'Smerig stelletje zwijnen!' scheldt de Ouwe.
'Daar heb je volkomen gelijk in,' hikt Gregor. 'Het is niet goed om je hier in een klamme kelder op je kop te laten zeiken.'
'Heilige Maria,' kwijlt Porta. 'Als we zo doorgaan lopen we nog de kans te veranderen in wrakkige alcoholisten met verbrande levers!'
'O, mijn kop!' kreunt Barcelona radeloos. 'Laten we buiten gaan kijken of ze misschien de vrede hebben afgekondigd terwijl wij de jajem van het Rode Leger hebben opgezopen.'
De Ouwe blijft op ons vitten en houdt er pas mee op als we onder de fruitbomen liggen en een glimp opvangen van een ronde helm, die langzaam achter de wegversperring opduikt.
Er kraakt een schot en de helm verdwijnt. We werpen onszelf in het natte gras en richten op dezelfde plek.
Even later duikt er een tweede ronde helm op.
Heides automatische geweer spuwt vuur en de helm rolt aan de verkeerde kant van de barricade op de grond.
Het duurt bijna twintig minuten voor er opnieuw een helm opduikt.
Ditmaal is het Porta die schiet. Zijn schot verbrijzelt het gezicht van de vijandelijke soldaat.
Opnieuw een lange periode van wachten. Dan verschijnt er weer een ronde helm.
'Zijn die nou gek, of ben ík het!' mompelt de Ouwe, tegen zijn voorhoofd tikkend.
Terwijl hij spreekt kraakt Tiny's scherpschuttersgeweer.
De helm vliegt in de lucht en valt rammelend op de grond.
Na een poosje, als er geen nieuwe helm opduikt, sluipen we stilletjes weg achter de barakken.
Daar liggen ze, met weggeschoten gezichten.
We onderzoeken hun zakken en proviandtassen en slenteren zorgeloos verder.
EXECUTIE
Chef-mecanicien Wolf houdt hof aan de grote ronde tafel in de kantine van de vijfde compagnie, geflankeerd door zijn beide grauwende wolfshonden die klaar zitten om iedereen in stukken te scheuren op het minste of geringste teken van de Groot-Duitse maffia-boss.