Home>>read Krijgsraad free online

Krijgsraad(40)

By:Sven Hassel


De klok in de kazernetoren slaat elf maal. De hele gevangenis slaakt een zucht van opluchting. Tot de volgende ochtend om acht uur duurt nog een hele tijd.

'Aantreden op het exercitieterrein, mars!' Schrille fluitjes snerpen door de gevangenisbarakken. Aan alle kanten steekt een storm van lawaai en onrust op.

Handboeien rinkelen. Sleutels rammelen en laarzen stampen. Buiten adem huppelen de gevangenen in hun rode overalls voort. De ongelukkigen die vallen worden genadeloos met geweerkolven geslagen.

Een machinepistool keft nijdig en langdurig. De gevangene die geprobeerd heeft iets tegen een medegevangene te zeggen zakt in een plas bloed ineen. Hij wordt als een zak zand naar zijn cel teruggesleept. Hol bonkt zijn hoofd tegen de treden van de trap.

'Vuil zwijn, hondsvod!' brult de bewaker tegen hem. In hun woede kunnen ze niets beters bedenken.

Een Feldwebel-hospik komt met zijn eerste-hulp tas aanrennen. Gemeen staat hij op de zwaargewonde gevangene neer te kijken. 'Smijt die strontkerel op de grond,' grauwt hij. 'Ik zal dat kreng voldoende leven inpompen om hem naar de executieplaats te krijgen!'

'Verdoof hem niet,' zegt een van de bewakers gemelijk.

'Ik peins er niet over,' antwoordt de hospik. 'Als ik m'n zin kreeg sneed ik hem z'n jongeheer af!'

Ze brullen alledrie van het lachen.

Het exercitieterrein is vol gevangenen. De veroordeelden in hun rode overall staan tussen de gewone gevangenen in groen veldtenue, die zich in vergelijking met de 'roden' de koning te rijk voelen.

'Opstellen in rotten van drie!' brult de dienstdoende Feldwebel. 'Voorste colonne, voorwaarts, Mars! Blijf verdomme afstand houden, stelletje lamzakken! En nou zingen!'

Een van de bewakers zet een soldatenlied in:

Ich bin ein freier Wildbrettschütz

und hab' ein wet' Revier,

so weit die braune Heide reicht,

gehort das Jagen mir...

Ich bin ein freier Wildbrettschütz...

Het exerceren eindigt onveranderlijk met uiteenlopende vormen van 'afknijpen' – al naar gelang het humeur van de Feldwebel.

De middag gaat snel voorbij. Langzaam worden de schaduwen op het exercitieterrein langer en kruipen ze tenslotte omhoog langs de muur onder het raam. Het wordt avond, dan nacht. Gefluisterde gesprekken: stemmen die angstig stamelen. Hun doodsuur nadert met rasse schreden.

Het ontbijt wordt in stilte verorberd. Er zijn er maar weinig die echt trek hebben. Opnieuw slaat de torenklok acht uur.

Ze horen zelfverzekerde stemmen tegen de muren schallen, die tot in iedere cel doordringen.

Stram marcheert het executiepeloton door de gangen. De zware laarzen naderen cel 109.

Negen gevangenen houden hun adem in. Met wijd opengesperde ogen en open mond staren ze naar de celdeur. Ze weten dat het peloton vlak voor hun cel is blijven stilstaan. Zware sleutels rammelen. Met het angstaanjagend onverwachte van een kanonschot wordt de zware sleutel in het slot gestoken. Tweemaal klikt het slot, als de sleutel wordt omgedraaid.

Dan vliegt de zware deur open. Dreigend doemt een glimmende stalen helm in de deuropening op. Geweerkolven schrapen over de betonnen gangvloer. Stilte, doodse stilte, doodse afwachtende stilte.

Vanonder de rand van de helm gluurt een meedogenloos gezicht de cel in. Wiens naam zal zo dadelijk door die dunne, kleurloze lippen worden uitgesproken?

Generaal Wagner zet een halve pas naar voren. Zijn gezicht is krijtwit. Zijn lippen zijn bijna donkerblauw. IJzig voelt hij de verschrikking des doods langs zijn ruggegraat omhoog kruipen. Hij is ervan overtuigd dat zijn naam zal worden afgeroepen.

De scheikundige en de luitenant persen zich nog dieper in de celnis. De kleine korporaal staat achter de tafel, zijn mond half geopend alsof hij op het punt staat te gaan gillen.

Dan wordt de deur dichtgesmeten. Een vergissing. De kandidaat die naar zijn dood moet worden weggevoerd zit in de volgende cel. De langgerekte jammerkreet verscheurt de letterlijk doodse stilte. Over de betonnen vloer van de gang wordt een lichaam weggesleept. Drie van de ijzeren tralies voor het celraam werpen nu een schaduw in de cel. Als de vierde in de vorm van een dunne streep verschijnt zal het elf uur zijn en begint het leven opnieuw.

De sfeer wordt bijna vrolijk.

Nu, nu, denkt de overste. De schaduw heeft bijna de wasbak bereikt. Hij kan uit het eind van de lange gang zware, marcherende voetstappen horen komen. Ze naderen snel.

'Ze kunnen er onmogelijk nog méér wegwerken,' fluistert de luitenant, vol afschuw starend naar de plek waar de schaduw van de vierde tralie moet verschijnen.

'We zullen het gauw genoeg weten,' antwoordt de generaal zacht. Hij zet twee stappen in de richting van de deur.

De jonge korporaal begint krampachtig te snikken. Niemand schenkt enige aandacht aan hem: iedereen denkt aan zichzelf.

'Kom, schaduw,' smeekt eerste luitenant Wisling. Het kan hooguit nog enkele seconden duren voor de klok elf uur zal slaan. Meedogenloos komen de marcherende voeten dichterbij. Geen enkele militaire laars ter wereld veroorzaakt het dreigende geluid van de Duitse laars. Die laars is erop gemaakt om angst en paniek te verwekken bij hen die hem horen.