Home>>read Krijgsraad free online

Krijgsraad(38)

By:Sven Hassel


'Bestaat er geen ontsnappingsmogelijkheid?' vraagt de overste, terwijl zijn gezicht oplicht.

'Volslagen onmogelijk,' verwerpt de luitenant-generaal deze gedachte spottend.

'Ook niet tijdens een luchtaanval?' vraagt de overste koppig. 'Als er overal paniek heerst?'

'Hier niet,' glimlacht de generaal. 'Hier grendelen ze de cellen dubbel af en gaan rustig zitten kaarten. Als er een paar bommetjes toevallig enkele voltreffers scoren, wat dan nóg? Dan heeft de vijand slechts ons vonnis uitgevoerd. Wij zijn hier alleen maar tijdelijk en ze kunnen ons missen als kiespijn. Of we nu een dag vroeger of later worden geëlimineerd maakt weinig verschil. Het enige dat belangrijk is, is dat wij er het leven bij inschieten en dat zij kunnen melden dat het vonnis is uitgevoerd! Zet iedere gedachte aan ontsnapping maar uit uw hoofd. Leg u neer bij uw noodlot, dat zal de dingen gemakkelijker voor u maken.'

'Het is een angstwekkende gedachte,' zegt de overste, zijn hand over zijn kaalgeschoren hoofd halend, 'dat je aan het denkbeeld moet wennen te worden afgeslacht als een dier.'

'Dat ben ik helemaal met u eens,' bekent de generaal.

'Waar vinden de executies plaats?'

'Waar hebt u toch uitgehangen, overste Frick?' vraagt de generaal sarcastisch. 'Weet u dan niet hoe dat soort dingen vandaag de dag in Duitsland wordt afgehandeld? In de Morellenschlucht worden er hele groepen mensen doodgeschoten, meestal voor kleine vergrijpen.'

'Hebben de ophangingen hier ook plaats?' vraagt de overste huiverend.

'Uiteraard. De galgen staan in rijen opgesteld. Onthoofding is het enige vonnis dat op verzoek van de militaire autoriteiten niet op of in gebouwencomplexen van het leger wordt uitgevoerd. Die nemen de burgerlijke autoriteiten in Plötzensee voor hun rekening. Het vonnis wordt uitgevoerd door de chef-beul persoonlijk. Zij die onder het grote mes gaan zijn al uit het leger gezet en moeten als een soort burger worden beschouwd.'

Vlak voor het slapengaan wordt eerste luitenant Wisling de cel ingeduwd. Zijn gezicht is bebloed en opgezwollen. Hij gaat op de grond zitten en staart de bewoners van de cel met nietsziende ogen aan.

Nagenoeg al zijn tanden zijn hem uit de mond geslagen en een van zijn knieschijven ligt open. Ook heeft hij verscheidene gebroken ribben. Hij klaagt over pijn onder het ademhalen.

'Ik ben de dienstdoende officier naar de keel gevlogen en probeerde hem te wurgen,' legt hij zachtjes uit.

'Dat was een dwaze streek,' zegt de generaal. 'Daar haalt u zich alleen een aframmeling mee op de hals – en vaak óók nog onschuldige gevangenen.'

'Ja, het was stom,' geeft Wisling toe, zachtjes zijn beurse lichaam betastend.

'Zo slecht is het hier ook weer niet,' legt de generaal uit, terwijl hij het zich voor de nacht gemakkelijk probeert te maken op de klamme, bobbelige en met zeewier gevulde strozak. 'Ik ben op vele plaatsen geweest waar het nog veel erger was: Torgau, Germersheim, Glatz, Fort Zittau, de Admiral Schröderstrasse. Daar was je in de hel, in de meest ware betekenis van dat woord. Hier laten ze ons tenminste in onze cellen met rust en krijgen we hetzelfde eten als de soldaten. Jullie hadden eens moeten zien wat ze ons in Germersheim voorzetten!'

'Hoelang zit u al gevangen?' vraagt de overste verwonderd.

'Veertien maanden. Maar er zal nu spoedig een eind aan komen. Ik verwacht iedere morgen te worden opgehaald. De enige kans die ik heb is dat er plotseling een eind aan de oorlog komt en de heren van de tegenpartij verschijnen om mij vrij te laten.'

'Dat zal nog wel een poosje duren,' peinst een andere gevangene pessimistisch.

'In Peenemünde zijn ze druk aan het experimenteren met een nieuw wapen,' klinkt het uit een hoek. 'Dat moet zo'n verschrikkelijk wapen zijn dat het zijn weerga in de geschiedenis niet heeft. Als ze dat ding klaarkrijgen zullen ze de oorlog toch nog winnen.'

'Ik heb ook wel eens over dat geheime wapen gehoord,' merkt de overste op. 'Het schijnt iets te maken te hebben met zwaar water dat ze uit Noorwegen betrekken.'

'En ik heb eraan gewerkt,' onthult de gevangene in de hoek van de cel. 'Ik ben scheikundige, maar dan jammer genoeg eentje die nooit heeft geleerd zijn mond dicht te houden. Daarom zit ik nu hier. Het was een verrukkelijk avondje, met te veel cognac en mooie meiden. De griet met wie ik het bed indook werkte voor de Gestapo. Ze kwamen de volgende ochtend opdagen, toen wij nog bezig waren van onze kater te genezen. Politiemannen in lange leren jassen en met neergeslagen hoedranden. Op het ovale schild dat om hun nek hing stond Geheime Staatspolizei. Heel beleefd zeiden ze tegen ons: 'Wilt u zo vriendelijk zijn even met ons mee te gaan. We willen graag een kleine kwestie uit de weg ruimen!' De scheikundige in de hoek laat een vreugdeloos lachje horen en wijst met zijn vinger op zijn borst.

'Die "kleine kwestie" was ik! Ze behandelden me betrekkelijk zacht. Het hele zaakje was binnen een uurtje achter de rug. Verhoor afgesloten! Een maand later tien minuten voor de krijgsraad en daar ben ik dan!'