Home>>read Krijgsraad free online

Krijgsraad(36)

By:Sven Hassel


'Zie je wel, dat is beter,' grijnst het luitenantje met sadistische vriendelijkheid. 'En wat doet kanonnier Schröder zoal in het burgerleven?'

'Onderwijzer, Herr Leutnant.'

'Wel, wel! Een onderwijzer!' In de fletsblauwe ogen van het luitenantje verschijnt een gevaarlijke glinstering. Zonder enige waarschuwing schopt hij de gevangene keihard tussen de benen en slaat hem met de gehandschoende rug van zijn hand in zijn gezicht. 'Kanonnier onderwijzer durft op z'n gemak te staan, hè? De schurk denkt zeker dat hij weer op de dorpsschool is, waar hij met de weerloze kinderen van de Führer kan doen wat hij wil. Nee vrind, je bent nu in de wachtkamer van de dood, wachtend op je beurt om met het grote mes te worden geschoren! Haal die hoop vuil hier weg,' beveelt hij een onderofficier. 'Ik word misselijk van de aanblik!'

Het jonge luitenantje blijft zich nog een vol uur lang vermaken met het kwellen van de gevangenen, tot er aan zijn macabere show een eind wordt gemaakt door een majoor, die terugkeert van zijn dagelijkse ochtendrit in de Tiergarten. Het luitenantje krijgt een geweldige schrobbering. Hij moet in de houding staan en recht in de ogen kijken van het nerveuze paard van de majoor. Hij is één brok menselijk minderwaardigheidscomplex. Al zijn arrogantie is verdwenen als sneeuw voor de zon.

De majoor verwijdert zich pas nadat de gevangenen zijn weggevoerd naar Barak Twee, de antichambre van de hel, waarin iedereen terechtkomt die niet het recht heeft gekregen een gratieverzoek in te dienen. Daar moeten ze wachten op het vuurpeloton. Opnieuw kijkt de majoor op het luitenantje neer en buigt zich over de hals van zijn paard iets voorover.

'U mist uw tweede knoop, Herr Leutnant!'!' schettert hij, met zijn rijzweepje tegen zijn glanzende rijlaars kletsend. 'Om 15.00 U. meldt u zich bij de vertrekkende compagnie – die komen nog een pelotonscommandant te kort. Denkt u dat die post wel geschikt voor u zal zijn?'

'Jawohl, Herr Major!'

'Dat dacht ik wel,' snauwt de majoor, opnieuw tegen zijn rijlaars tikkend. 'Aan het zuidelijk front zult u meer dan voldoende emplooi vinden voor uw teveel aan energie. U weet wat de bestemming is van de vertrekkende compagnie?'

'Nee, Herr Major!'

'Ze wordt overgevlogen als versterking van een omsingelde legergroep. Zorg dat u uw regiment eer aandoet en verdien een IJzeren Kruis.' De majoor geeft zijn paard de sporen, dat nerveus het hoofd omhoog rukt en schuim in het gezicht van de luitenant laat spatten. Het paard lijkt in zichzelf te glimlachen als het het exercitieterrein oversteekt. Militaire paarden ontwikkelen een hoge graad van instinctiviteit, die voor hun burger-soortgenoten onbereikbaar is.

Pas als de majoor uit het gezicht van de luitenant verdwenen is durft hij op z'n gemak te gaan staan en het schuim van zijn gezicht te vegen.

'Smerige joodse knol,' vloekt hij, 'ik hoop dat hij in de gaskamer terecht komt!'

Hij slentert naar de compagniesbarak en begint zijn uitrusting in te pakken. Alles waarvoor hij geen ruimte over heeft gaat in het vuur: dat doet hij liever dan het weg te moeten geven.

Bij het marsbataljon maakt hij kennis met een broodmagere Oberleutnant, die hem ogenblikkelijk een uitbrander geeft en hem een uiterst onaangename toekomst voorspelt. Hij wordt belast met het commando over de bevoorradingssectie – een duidelijke vernedering. De overige officieren, zonder uitzondering frontveteranen, negeren hem.

Drie weken later stort er een loopgraaf in, waardoor hij wordt bedolven onder het zand. Niemand neemt de moeite hem uit te graven. Zijn actieve dienstperiode in de Hauptkampflinie heeft precies vijfentwintig minuten geduurd.

De gevangenen leveren hun uniformen in bij de foerier en krijgen er een rode exercitie-overall voor terug. Met korte stalen kettingen worden hun de handen en voeten gebonden. Vervolgens worden ze volkomen kaal geschoren om hen maar goed te laten beseffen in welke ellendige toestand ze verkeren. Zelfs de waakhonden lijken hen te verachten en grommen met ontblote tanden als er een rode overall ook maar in hun buurt komt. De enkelboeien zijn met opzet zo kort gemaakt dat de gevangenen als kangoeroes moeten springen om vooruit te komen. De trappen zijn het ergste: een zuivere kwelling. En zelfs nu nog blijven de permanente bewakers brullen: 'Schneller, schneller, dalli, dalli!'

Overste Frick is de eerste die bij het beklimmen van de trap valt. Ongenadig regent het schoppen en kolfslagen op zijn rug en in zijn nierstreek.

'Ik mag barsten als de schoft er niet bij is gaan liggen!' raast een SD-Feldwebel, die wreed de tromp van zijn geweer in de nek van de ex-overste drukt. Meer dood dan levend bereikt hij tenslotte een cel, waarin al acht andere mede-slachtoffers in rode overall en met gele nummers op hun borst zijn opgesloten.

In de cel worden zijn polsen losgemaakt, maar zijn enkels blijven geboeid.

'En die kerels zijn nog wel onze eigen landgenoten,' kreunt de overste, als hij zich zwaar op een houten kruk laat vallen. Somber kijkt hij zijn medegevangenen aan.