'Looppas, looppas, één-twee, één-twee!' brult de SD-Feldwebel, met zijn lange houten knuppel uithalend naar de dichtstbijzijnde gevangene.
Enkele oude infanteristen gluren nieuwsgierig uit de open ramen. Niet omdat er iets nieuws te zien valt, maar tenslotte zou er iets ongewoons kunnen gebeuren.
Overste Frick valt voorover en smakt met zijn gezicht in het vuil van het exercitieterrein. Hij kan door de op zijn rug gebonden handen zijn val niet breken en wordt door kolfslagen en schoppen spoedig op de been geholpen. Een soldaat in een Duitse gevangenis leert verbazingwekkend vlug hoe hij zonder zijn handen te gebruiken moet opstaan. Onder gebrul en geschreeuw worden ze steeds opnieuw het exercitieterrein rond gejaagd. Opnieuw valt er een gevangene op zijn gezicht, waarbij zijn hoofd tegen een scherpe steen smakt. Hij loopt een diepe snee in zijn voorhoofd op en het bloed gutst over zijn gezicht.
'Opstaan, slappe zak!' brult de SD-onderofficier, die hem een gemene schop verkoopt. 'Wie heeft je verdomme gezegd dat je mocht gaan liggen? In de looppas, hond, in de looppas! Je mag pas gaan liggen als we je vol hebben gepompt met lood, varken!' Een SA-luitenant met een mond zonder lippen neemt hen in ontvangst. Hij is nauwelijks meer dan een jongen, die nog dons op zijn wangen heeft. Maar zijn ogen glinsteren fanatiek. Een Himmler-produkt van de ergste soort.
Vol sombere voorgevoelens slaat de overste hem gade. Uit bittere ervaring weet hij dat deze half opgeschoten jongens het ergste zijn. Ze zijn altijd bang dat ze niet hard genoeg lijken en storten zich in den blinde op alles en iedereen, alleen om hun angst te verdringen.
'En wie ben jij?' vraagt de piepjonge luitenant dreigend, wijzend naar een van de haveloze gevangenen in hun rijen.
'Majoor von Leissner, van het Vierhonderdzestigste Infanterie-Regiment.'
De luitenant legt zijn volle gewicht in de slag die de oudere officier recht in het gezicht raakt, zodat hij een ogenblik wankelt alsof hij het bewustzijn zal verliezen.
'Je naam?' gilt het luitenantje met overslaande stem.
'Infanteriesoldaat von Leissner!'
Opnieuw bonkt de gebalde vuist in het gelaat van de gedegradeerde majoor, die oud genoeg is om de grootvader van het luitenantje te zijn.
'Herr Leutnant, jij lamstraal! Kun je mijn rang soms niet herkennen? Vijftig kniebuigingen. En vlug wat!'
'Infanteriesoldaat von Leissner, Herr Leutnant, vijftig kniebuigingen, tot uw orders!'
De luitenant beent verder naar de volgende man, alsof de episode met de oudere majoor zich niet heeft afgespeeld.
Ook de volgende gevangene krijgt de vuist van de luitenant te voelen. Hij weet altijd wel iets te vinden dat hem aanleiding geeft. De gevangene schreeuwt misschien te luid, of juist weer niet luid genoeg, of hij heeft niet correct geantwoord. Als hij zijn tocht door de gelederen heeft beëindigd is er niet één gevangene zonder een bebloed gezicht. Dan posteert hij zichzelf voor de troep en klapt in zijn gehandschoende handen.
'Zij die toestemming hebben tot het aanvragen van gratie twee stappen naar voren, mars!' schreeuwt hij met zijn jongensachtig hoge stemmetje. Hij telt degenen die naar voren zijn gekomen en vergelijkt het aantal met dat op zijn lijst. 'Naar Barak Vier,' beveelt hij bruusk.
Enkele snauwende onderofficieren escorteren hen naar Barak Vier. Zij vallen op de gevangenen aan als roofdieren op hun prooi. Hysterische bevelen, brullen en schreeuwen schallen rond de barakken.
Het jonge luitenantje stapt zo parmantig als een haan tussen de overige gevangenen door. Zij zijn degenen die géén toestemming hebben tot het indienen van een gratieverzoek!
'Geniet maar van het zonnetje!' roept hij hun spottend toe. 'Morgenochtend zullen we jullie lichtjes uitblazen. Iedereen die een afspraak heeft voor een scheerbeurt met het grote scheermes twee stappen voorwaarts!'
Een artillerie-officier stapt naar voren: een grote man met neiging tot gezetheid en een ziekelijk bleek gezicht.
De luitenant bekijkt hem als een slang een konijn. 'Reserve-officier,' constateert hij met een sluwe grijns.
'Jawohl, Herr Leutnant.'
De luitenant stompt hem met geweld in het gezicht, waarbij de rand van zijn stalen helm zijn neusbrug verbrijzelt. Het bloed spuit eruit.
'Ik mag barsten als dit misdadige zwijn hier me geen leugens probeert te vertellen!' gilt hij, zijn armen verontwaardigd opgeheven. 'Dat geeft zichzelf maar titels waar hij geen recht op heeft! Op je smoel, aap!'
Als een gevelde boom laat de vroegere artillerie-officier zich voorover vallen, zodat zijn onbeschermde gezicht in het vuil smakt.
'Die is goed!' lacht het jeugdige luitenantje in z'n schik.
De waakhonden lachen met hem mee, plichtmatig. Overal op het kazerneplein is blij gegrinnik te horen. Zelfs de nieuwsgierige infanteriesoldaten in de barak tonen zich geamuseerd.
'Kanonnier Schröder, gedegradeerd eerste luitenant der reserve, ter dood veroordeeld voor het saboteren van bevelen, meldt zich voor de dienst, zoals bevolen, Herr Leutnant!'