Home>>read Krijgsraad free online

Krijgsraad(31)

By:Sven Hassel

'Dat zei ik, ja.'

'Daar kunnen ze je toch niet voor opsluiten?' zegt de overste.

'Nou en óf ze dat kunnen,' antwoordt de zeeman. 'Ze kunnen je voor nog heel wat minder opsluiten.' Hij begint zachtjes te zingen:

'Wir werden weitermarschieren

wenn Scheisse vom Himmel fält.

Wir wollen zurück nach Schlicktown,

denn Deutschland ist der Arsch der Welt!

und der Führer kann nicht mehr.

Wij willen verder marcheren

al valt er stront uit de hemel.

We willen terug naar strontstad,

want Duitsland is de aars der wereld

en de Führer is uitgescheten.

'Enkele heren met eikebladeren op hun revers vonden mijn dichtkunst niet mooi. Dus zullen ze me nu vermoedelijk ophangen.'

'Onmogelijk!' roept de overste vol ongeloof uit. 'Mensen worden voor dergelijke nonsens niet opgehangen!'

'In dit geval wel,' glimlacht de marineofficier. 'Ik zong het toen ik op de brug stond van mijn onderzeeër en terugkwam van een missie, in de U-boot-basis te Brest. Mijn eerste stuurman zullen ze ook ophangen. Hij vroeg een hoge SS-officier die ons bij onze terugkomst kwam verwelkomen of Grofaz (de Grösster Feldherr aller Zeiten) nog in leven was.'

'Was hij soms dronken?' vroeg overste Frick verwonderd.

'Nee, alleen een beetje nieuwsgierig. Wat zouden we een feestje hebben gebouwd als iemand een bommetje onder Hitler had gelegd terwijl wij tegen de limey's vochten!'

Het doordringende gehuil van een luchtalarmsirene maakt een eind aan het gesprek.

Er komt een Feldwebel door de gang aanrennen.

'Alle gevangenen op de grond, met de handen in de nek! Als je ligt ben je veilig voor bomscherven. Iedereen die probeert op te staan wordt zonder pardon neergeschoten!' brult hij.

Onmiddellijk daarna trilt het gebouw door een explosie op zijn grondvesten. De lichten gaan uit en de hele gevangenis wordt in duisternis gedompeld. Zo nu en dan worden de doodsbange en asgrauwe gezichten verlicht door een lichtflits.

Er daalt een drukkende stilte over de gevangenis. Dan horen ze het gierende geluid van bommen, gevolgd door explosies. Het klinkt alsof ze in snelle opeenvolging in de omgeving van de Spree neerkomen. Er vallen brokstukken pleisterwerk uit het plafond, bijna alsof het sneeuwt. Fosforbommen vliegen sissend in brand.

Berlijn kreunt in doodsstrijd. De zware flak-kanonnen in de Bendlerstrasse bulderen onophoudelijk.

'Help! Help! Laat me eruit!' Het is de schrille stem van een kind.

'Bek dicht, jij kleine donder!' brult een ruwe, bevelende stem. 'Blijf op de grond liggen!'

Er klinken twee schoten; een lamp flikkert. Een onderdrukte vloek en alles is weer stil.

Dit is het uur van de dood. Dood buiten de muren. Dood binnen de muren. Overal haast zich de dood naderbij. Je kunt zijn aanwezigheid voelen in een beweging, in een schaduw in een hoek, vlak bij.

Sommigen raken eraan gewend en worden flegmatiek. Anderen gaan er onderdoor en eindigen in het gekkenhuis der melancholie. Sommigen wordt met een geweerschot het zwijgen opgelegd. Overal in de stad zijn de zenuwen tot op het breekpunt gespannen – in gevangenissen, ziekenzalen, schuilkelders, straten, onderzeeboten, in het naar petroleum stinkende inwendige van tanks, in opleidingsbarakken. Overal waar je kijkt vieren angst en dood hoogtij.

Een langdurig gehuil van de sirene kondigt het einde van de luchtaanval aan, maar het respijt duurt slechts enkele uren. Dan zijn de bommenwerpers met hun witte sterren of rood-wit-blauwe ringen weer terug.

Berlijn brandt.

Brandweerauto's denderen door de straten. Hun taak is hopeloos. Dag-in, dag-uit vecht de Berlijnse brandweer tegen de door brandbommen aangestoken branden.

Uit de gang wordt een angstaanjagend en irriterend geluid vernomen. Er rinkelen sleutels. Staal komt in aanraking met staal.

'Verdomme! Dat luizejong heeft zich opgehangen!'

'Dat bespaart ons dan de moeite,' zegt een andere stem ruw. 'We moesten het hele zootje tegen de muur zetten en met een mitrailleur neermaaien!'

Om acht uur moet de eerste gevangene voor de krijgsraad verschijnen. Laat in de middag komt er een peloton om de gevonniste gevangenen weg te halen. Ze worden weggevoerd en zullen nooit meer terugkomen. Niemand weet wat er met hen gebeurt.

Op een gegeven morgen worden overste Frick en eerste luitenant Wisling opgeroepen. Geëscorteerd door vier soldaten worden ze naar de rechtszaal gebracht en allebei in een w.c. opgesloten.

Voor ze worden voorgeleid mogen ze beiden een kort praatje maken met de officier die hen zal verdedigen, een vriendelijke, al wat oudere eerste luitenant.

'Veel kan ik niet voor u doen,' glimlacht hij, hun de hand drukkend. 'Maar volgens de voorschriften moet ik erbij aanwezig zijn. En zoals u weet hebben wij een diep respect voor orde en correctheid.'

'Is dit een voorlopig verhoor?' vraagt overste Frick hoopvol.

'U hebt tenminste gevoel voor humor,' lacht de Oberleutnant luid. 'Een voorlopig verhoor? Dat hoort niet bij de procedure, vooral niet in gevallen als het uwe. Alles is zo klaar als een klontje en de uitslag staat al lang vast. Het zou me heel erg verbazen als uw vonnis nog niet is ondertekend door de Kriegsgerichtsrat, de militaire opperrechter. U hebt een bevel van de Führer in de wind geslagen en dat bovendien nog toegegeven! Ik zou de advocaat wel eens willen zien die ook maar iets voor u zou kunnen doen! Rookt u?' Hij houdt de overste een gouden sigarettenkoker onder de neus. 'Het hof zal om tien uur bijeenkomen.' Hij staart uit het raam; buiten regent het in stromen. 'De auditeur-militair wil u met alle geweld laten ophangen. Maar ik veronderstel dat u dat al wist? Ik zal proberen of ik het vonnis kan veranderen in executie voor een vuurpeloton. Met het oog op al uw onderscheidingen denk ik dat dat wel zal lukken. Er bestaat nog altijd enig ontzag voor die dingen, ofschoon we tegenwoordig zelfs al gevangenen krijgen die drager zijn van het IJzeren Kruis met het eikeloof. Zes maanden geleden was dat nog onvoorstelbaar. Grote God, wat ziet u eruit! Hebt u niet de gelegenheid gehad u te scheren en uw uniform te fatsoeneren? U ziet eruit alsof u zo uit de loopgraven komt. Dat zal op de president van het hof een slechte indruk maken.'