'Zullen we dan maar?' grijnst de luitenant gemaakt beleefd, doorverend in zijn knieën. 'In alle vriendschap, uiteraard! In looppas, heren! Laten we dit zo vlug mogelijk afwerken. We willen niet langer dan nodig is van uw gezelschap genieten.'
Buiten het station staat een vrachtwagen met dekzeil op hen te wachten.
'De koets in,' beveelt de luitenant ruw.
'Waar gaan we heen?' vraagt overste Frick.
'Bek dicht,' snauwt een jonge soldaat en geeft hem een stoot met de kolf van zijn wapen.
Met halsbrekende vaart raast de vrachtwagen door Berlijn. Hij draait de poort in van het pompeuze gebouw der Generale Staf in de Bendlerstrasse, waar ze omlaag worden gevoerd naar een kelder. Daar worden ze ruw-vriendschappelijk begroet door een Oberfeldwebel, eveneens van de infanterie. Ze moeten al hun persoonlijke eigendommen afgeven: koppelriem, bretels, veters. Ze krijgen niet de kans zichzelf op te hangen en zo de krijgsraad te glad af te zijn.
'Je hoeft je bek maar open te doen, dan zullen we 'm wel even voor je in elkaar timmeren,' belooft een gemeen uitziende soldaat met het SA-insigne op zijn borstzak.
Tien minuten later worden ze opnieuw opgehaald en naar boven gebracht.
Een arrogant achter zijn bureau zetelende majoor van het Jägerkorps stelt zichzelf voor als de man die tijdens hun proces als aanklager zal optreden. Hij neemt hen vluchtig op, alsof zij vee zijn dat hij overweegt te kopen. De dikke majoor bladert enkele documenten door, die hij voor zich heeft liggen. Dan leunt hij met een tevreden gezicht achterover.
'Heren, ik heb besloten alles te doen wat in mijn vermogen ligt om ervoor te zorgen dat u wordt gevonnist op grond van paragraaf 91a.' Hij knipt met zijn vingers. 'Dat wil zeggen dat wij van plan zijn u te laten executeren, terwijl ik vrijwel met zekerheid weet dat ik u kan laten hangen. U bent verantwoordelijk voor een schandelijke misdaad daarginds aan het Russische front in de poolcirkel. Als het hele leger uw voorbeeld zou volgen verloren we binnen de kortste keren deze oorlog. Maar Goddank zijn er niet zoveel van uw slag in het roemrijke Duitse leger. Hangen zult u!' Liefkozend strijkt hij met zijn hand over het gouden partij-insigne op zijn borst.
'Wist u dat het soms twintig minuten duurt voordat iemand sterft aan het eind van een stuk touw?' vraagt hij met een sardonische grijns. 'Nou, wat u betreft hoop ik dat het minstens tweemaal zo lang zal duren. Als auditeur-militair is het mijn plicht iedere executie waarbij ik betrokken ben geweest persoonlijk bij te wonen. Normaal gesproken doe ik dat niet, maar in uw geval zal het me een groot genoegen doen. Wacht!' brult hij zo hard dat het overal in het kantoor te horen is.
Geschrokken snellen twee infanteriesoldaten naar binnen, ervan overtuigd dat de gevangenen de auditeur-militair hebben aangevallen.
'Verwijder deze beide schurken uit mijn tegenwoordigheid,' gilt de majoor hysterisch. 'Haal ze hier weg en smijt ze in de slechtste cel waarover we beschikken!'
De cellen in de kelder van het gebouw aan de Bendlerstrasse lijken op kooien in een dierentuin. Dikke verticale ijzeren staven scheiden ze van gangen waarin schildwachten onafgebroken de ronde doen.
'De zwijnen, de vuile zwijnen,' fluistert een kapitein der artillerie in de cel naast die van overste Frick. Zijn gezicht is zwaar gehavend en opgezwollen. Een van zijn ogen is dichtgeslagen.
'Wat is er in hemelsnaam met u gebeurd?' vraagt de overste zacht. Zijn lichaam begint te beven.
'Ze hebben me in elkaar geslagen,' fluistert de artillerie-officier. 'Ze hebben mijn tanden uit m'n mond geslagen en een elektrische stroom door me heen gejaagd. Ze willen dat ik iets beken dat ik niet heb gedaan.'
'Waar zitten we eigenlijk?' vraagt eerste luitenant Wisling nieuwsgierig.
'De krijgsraadeenheid van het Derde Legerkorps, sectie 4a, rechtstreeks onder de jurisdictie van de krijgsraad,' antwoordt een betaalmeester van een stafbatterij. 'Verwacht hier maar niets goeds! Het is hier kort maar niet hoopvol. Ik ben hier nu al drie weken. Het is net alsof je in een spoorwegstation woont. Je zou haast gaan denken dat het halve leger voor de krijgsraad moet verschijnen. Nog even en er is niemand meer over. Ze zeggen dat we soldaten te kort komen, maar toch schieten we onze eigen mensen sneller neer dan de Russen kunnen doen.'
'Wat hebt u gedaan?' vraagt overste Frick, de betaalmeester aankijkend.
'Helemaal niets!' antwoordt hij.
Uit de cel tegenover hen komt een gesmoord lachje.
'Alleen in de nor kom je zoveel onschuldigen tegen,' joelt een korporaal eerste klasse.
'Waarom zit u hier?' vraagt de overste aan een marineofficier, die kapitein is geweest van een U-boot. Hij zit in zijn cel te neuriën zonder zich ogenschijnlijk over iets ter wereld zorgen te maken. Zijn linkeroog is weggeschoten en heeft een gat achtergelaten.
'Wegens zingen,' glimlacht de marineofficier geamuseerd.
'Zingen?' vraagt de overste vol twijfel.