De laatste reactie moet van eerste luitenant Wisling komen, commandant van Compagnie 4.
'Herr Oberst, ik ben het helemaal met u eens. U hebt geen andere keuze. In uw plaats zou ik hetzelfde bevel geven; en als iemand zich ertegen verzet zou ik een Krijgsraad te Velde bijeenroepen. Of iemand het er nu mee eens is of niet, een bevel moet worden uitgevoerd. Iedere rekruut weet dat!'
'Nog zo'n laf, verraderlijk zwijn!' brult Schultz verontwaardigd.
'In uw positie, Herr Oberst,' vervolgt Oberleutnant Wisling zonder acht te slaan op het hatelijke geschreeuw van Schultz, 'zou ik zelf bij de gewonden achterblijven. Anders zou u zichzelf voor een Duitse krijgsraad moeten verdedigen. Over de uitslag daarvan kan nauwelijks twijfel bestaan.'
'Dank je, Wisling, er is moed voor nodig om zo voor je mening uit te komen als jij hebt gedaan. Maar ik ben niet bang voor een Duitse krijgsraad en weet hoe ik mijn besluit moet verdedigen, als het daar ooit toe zou komen.'
Eerste luitenant Wisling haalt zijn schouders op. Overste Frick slaat op en verstelt zijn monocle.
'Het beluisteren van uw meningen is leerzaam geweest, maar het heeft mijn mening niet gewijzigd. Ik zal niet toestaan dat soldaten die onder mijn commando staan doelloos worden afgeslacht. Als bevelvoerend officier is het mijn eerste plicht om zoveel mogelijk weerbare mannen terug te brengen. Dode soldaten zijn van geen enkel militair nut.'
'Vluchten voor deze Untermenschen!' schreeuwt luitenant Schultz de poolnacht in, zijn hand met een dramatisch gebaar naar zijn pistoolholster brengend. 'Is er hier dan niemand die zijn plicht tegenover Führer en Vaterland op de eerste plaats stelt? Iedere Duitse soldaat heeft gezworen zijn leven te riskeren als dat van hem wordt verlangd! Miljoenen moedige soldaten hebben al hun leven voor de Führer gegeven! In leven blijven, is dat uw enige doel, Oberst Frick? Goddank zijn er maar weinigen van uw slag. Ter wille van het Duitse leger zult u op uw bevel moeten terugkomen.
Laten we een egelstelling aanleggen om onszelf te verdedigen en tegen de bolsjewieken vechten: laten we er zoveel mogelijk van doden voor we zelf worden gedood. Dat zijn we de Führer en het verheven ideaal dat hij het Duitse volk geschonken heeft schuldig!'
'De discussie is gesloten,' verklaart de overste gedecideerd. 'De gewonden zullen hier blijven. De legergroep marcheert binnen het uur af, onder aanvoering van de vijfde compagnie. Schultz, jij neemt met de zware compagnie de achterhoede om de aftocht te dekken. Ik ben ervan overtuigd dat ik je niet behoef te zeggen dat een weigering om mijn bevel uit te voeren vanaf dit moment ogenblikkelijk krijgsraad betekent. Ik zal geen protesten gedogen. Is dat duidelijk?'
'Duidelijk, Herr Oberst,' zegt luitenant Schultz, nauwelijks verstaanbaar.
De korporaal-hospik, de ex-kapelaan en twee ski-soldaten met bevroren voeten melden zich als vrijwilliger om achter te blijven bij de gewonden.
Even later marcheert de legergroep verder. Het laatste dat we zien is de kapelaan, die ons op een sneeuwhoop staat na te wuiven.
Ongeveer een uur later horen we het geratel van mitrailleurs achter ons. Sommigen beweren dat ze geschreeuw kunnen horen. We zullen nooit precies te weten komen wat er met al die gewonden en de drie vrijwilligers is gebeurd.
Een ratelend geluid dwingt ons dekking te zoeken.
'Pantzerwagen!' roept Porta, terwijl hij als een kanonskogel een sneeuwhoop induikt.
Boven de sneeuwwoestenij zien we oranje lichtflitsen opflikkeren. De daarop volgende melding is kort maar krachtig.
'Tankkanonnen,' kreunt Heide doodsbang.
'Merde, alors, die moeten stapelgek zijn,' zegt de Legionair. 'Hier kun je geen tanks gebruiken!'
'Daar kom je nog gauw genoeg achter, ouwe zandvlo,' lacht Porta sarcastisch. Onder het spreken bindt hij twee handgranaten aan elkaar om de explosieve kracht te vergroten.
'Iwan kan dingen die je nooit zou geloven. Wacht maar af! Jullie tong valt nog recht door je Duitse reet als je erachter komt wat Iwan allemaal kan!'
Aan de overzijde van de bevroren rivier kruipen een paar morbide zwarte dozen langzaam voort. Het geluid laat er bij ons geen enkele twijfel over bestaan wat dat voor dingen zijn. Het gegier van de rupsbanden en het helse gebrul van de motoren laten ons bloed verstijven van angst.
Twee, drie, nee vijf T-34's komen door de sneeuw naar ons toe. Schrijlings rijden ze de met ijs bedekte oever af naar de rivier. Heel even koesteren we de ijdele hoop dat ze om zullen slaan, maar met een oorverdovend gedreun rijden ze verder over het ijs, terwijl ze de sneeuw achter zich tot stuifwolken opkloppen. Van opzij gezien zijn ze bijna mooi. Een over een open sneeuwveld aanvallende T-34 is een indrukwekkende aanblik, net een reusachtig én wendbaar verscheurend dier. Alle hoeken van de tank zijn afgerond en glad, zodat het bijna een genot is om te zien wat mensenhanden van ruw metaal kunnen maken.
We graaien handgranaten bijeen en binden ze aan elkaar. Dat is het enige wapen tegen tanks waarover we beschikken.