'Jaah, als ik goed naar hem kijk mag ik hem wel,' zegt Porta aarzelend. 'Maar het is niet wat je noemt een schoothondje!'
'Je bent stapel-, stapel-, stapelgek,' geeft de Ouwe zich gewonnen. 'Altijd maar dieren op sleeptouw. Maar deze Siberische bloedhond is de laatste, begrepen?! Die duivel loert alleen op een kans om ons allemaal op te vreten!'
De stilte wordt verscheurd door langdurige vuurstoten achter ons. Het zijn de hondenbegeleiders, die ons nu ingehaald hebben en uitzinnig zijn van woede als ze al die dode dieren in de sneeuw zien liggen. Zonder ook maar enige aandacht te besteden aan ons verdedigingsvuur stormen ze brullend naar voren, vastbesloten om hun honden te wreken. Slechts weinigen van hen overleven deze aanval.
Boven de Duits-Finse linies schieten veelkleurige vuurpijlen omhoog. Kennelijk storen ze zich aan het hevige schieten aan de Russische kant.
De Ouwe knikt het alarmpistool open en schuift er een vuurpijl in. Met een doffe knal schiet de vuurpijl naar de hemel en opent zich daar tot een vijfpuntige ster, die langzaam omlaagzweeft en boven het bos uitdooft.
'We zijn terug!' mompelt de Ouwe uitgeput.
Struikelend zoeken we ons op de tast een weg door het zware terrein, met onze wapens in de aanslag en tot het uiterste gespannen zintuigen. De laatste korte afstand is dikwijls het allergevaarlijkst. Ik val voorover in een communicatie-loopgraaf en ontwricht mijn schouder. Ondanks de pijn gris ik vlug mijn Mpi van de grond. Het is al eerder gebeurd dat soldaten dolblij de verkeerde loopgraaf in zijn gesprongen!
De sectie mengt zich onder de ingegraven soldaten, een Finse compagnie jagers. De CC, een schrale, jeugdige eerste luitenant die het Mannerheim-kruis om zijn hals draagt, komt ons begroeten en deelt sigaretten uit, afkomstig uit zijn privé-voorraad. Een smerige luitenant met baard, die eruitziet als vijftig maar waarschijnlijk nog twintig moet worden, komt bier en wodka brengen.
We zijn nog maar nauwelijks gaan zitten of we horen een gefluit, gevolgd door daverende explosies. De hele stelling schudt en beeft alsof er een aardbeving aan de gang is.
'De "Wrekers",' glimlacht de Mannerheim-ridder, als hij de wodkafles doorgeeft aan de Ouwe. 'Ze slaan nooit een keertje over. Telkens als er een groep partisanen door hun linies sluipt smijten ze ons van alles en nog wat naar ons hoofd, behalve de gootsteen.' Nog voor we onze eigen posities in het achterland bereiken slapen we. Iemand zegt iets over een sauna die voor ons klaar zou staan, maar het interesseert ons geen barst. We hebben nog maar één wens: slapen en met rust gelaten worden.
Het is al laat, de volgende dag, voor we weer op onze vermoeide benen staan. We hebben zo diep geslapen dat we niets hebben gemerkt van een zware luchtaanval, die het halve dorp in puin heeft gegooid.
Porta kookt wat aardappelpuree, vermengd met dobbelsteentjes varkensvlees. Er is zelfs boter ook. Geen echte, maar ranzige margarine. Het maakt ons niets uit. We zwelgen als mannen die zich voorbereiden op zeven magere jaren.
Het geluid van de kanonnen is niet meer dan een zwak gerommel in de verte.
'Dit is nou wat ik genieten noem,' zegt Porta, zich behaaglijk uitrekkend. Zijn maag staat zo bol dat het lijkt alsof hij negen maanden onderweg is. Toch ergert hij zich nog aan het feit dat hij geen theelepel voedsel meer naar binnen kan werken. Voor het eerst van zijn leven kan hij niet meer. Het eten zit hem tot de strot.
'Wil er iemand soms koffie?' vraagt hij, op de been krabbelend. Precies als de koffie klaar is en we ons lui ontspannen bij het licht van Hindenburg-kaarsen, duwt Hauptfeldwebel Hofmann de deur open en stapt in een wolk van dwarrelende sneeuwvlokken naar binnen.
'Verdomme, het is stervenskoud,' zegt hij, blazend op zijn handen. 'Is er voor mij ook nog een mok koffie?' Hij neemt voorzichtig een slokje en vloekt als hij zijn tong verbrandt. Hij staat ons een ogenblik op te nemen. Dan neemt hij opnieuw een slok. Eindelijk trekt hij een vel papier uit zijn bontjas en overhandigt dat aan de Ouwe.
'Binnen twee uur gaan jullie ervandoor! Je krijgt dekkingsvuur van de artillerie, als je naar de overkant gaat!'
Alle gesprekken zijn verstomd. Het lijkt alsof de Engel des Doods in het vertrek met de lage zoldering heeft rondgewaard. We kunnen onze oren gewoonweg niet geloven.
Hofmann knijpt zijn ogen samen en houdt ons nauwkeurig in het oog. Als terloops schuift hij zijn pistoolholster wat naar voren.
'Wel verdomme!' brult Porta vuurrood. 'We hebben recht op acht dagen rust na een tocht van zes weken!'
'Jullie hebben helemaal geen rechten,' antwoordt Hofmann. 'Het bevel is rechtstreeks afkomstig van het Oberkommando! Overste Hinka heeft zich er ernstig over beklaagd. Hij hield pas op met klagen toen ze hem dreigden met de krijgsraad!'
'Maar kijk dan toch hoe het er met de sectie voorstaat! We zijn ver beneden de sterkte! Ik kan toch verdomme niet met negen man naar de overkant!' roept de Ouwe witheet. 'En mijn plaatsvervanger, Barcelona Blom, ligt met een aan flarden geschoten gezicht in het veldhospitaal!'