Porta komt uit de keuken kruipen en neemt de Siberische sergeant voor zijn rekening, die bij het venster zit. Ook hij wordt geruisloos gewurgd.
Achter de opgezette beer verschijnt het harde gelaat van Tiny, wiens tanden ontbloot zijn in een moordlustige grijns. Hij pakt de slapende officier als een lappenpop van de grond en drukt diens hoofd tegen zijn machtige borstkas. Er klinkt een geluid alsof er een stuk karton wordt gekraakt.
Op zijn tenen komt Heide de stukgeschoten trap af. Halverwege struikelt hij over een rugzak en rolt met hels kabaal het vertrek in.
Als de gesmeerde bliksem staan de drie anderen met de machinepistolen in de aanslag naast elkaar tegen de muur. Er gebeurt niets! Een van de Russen roept klagend in zijn slaap om stilte.
Buiten, op het plein, horen we het geroezemoes van stemmen. De schildwachten worden afgelost. Ook zij trekken zich niets van het kabaal binnen aan. We bevinden ons zo ver achter de frontlijn dat zij zich eenvoudig niet kunnen voorstellen dat er iets zou kunnen gebeuren.
De wachtcommandant stapt gapend binnen, smijt zijn Kalasjnikov op tafel, rekt zijn armen uit naar het plafond en gaapt opnieuw luidruchtig, als een uitgeput paard. Zijn mond blijft open staan: stomverbaasd staart hij in de loop van Heides machinepistool.
Heide glimlacht satanisch en salueert door één vinger naar de rand van zijn pet te brengen. Nog voor de wachtcommandant zijn mond kan sluiten ligt de wurgdraad van de Legionair al om zijn strot. Zijn tong steekt tussen zijn door de vorst geteisterde lippen naar buiten en langzaam krijgt zijn gezicht een donkerblauwe kleur.
Op dat moment komt er een korporaal naar binnen, die onmiddellijk de dode wachtcommandant op de grond ziet liggen. Hij verstijft en doet zijn mond open, maar er komt geen enkel geluid over zijn lippen.
Tiny doodt hem met één klap van de zijkant van zijn hand. Vlug en geruisloos, als een garderobière die een jas in ontvangst neemt van een bezoeker.
'Kom dood, o kom...' neuriet de Legionair zacht.
'Stompzinnige rekruten!' snuift Heide minachtend.
Porta slaat luidruchtig op de kolf van zijn machinepistool.
'Vooruit, op jullie poten, stelletje lamstralen!' brult hij met doordringende stem.
Tiny vuurt een salvo af naar de zoldering en met een bons valt een van de opgehangen vrouwen op de grond.
Verward en slaperig krabbelen de NKVD-soldaten op de been. Met een uitdrukking van volslagen verbijstering staren ze naar de vier grijnzende Duitse soldaten, die naast elkaar tegen de muur staan te leunen. Een van hen probeert zijn Nagan te trekken. De Legionair werpt zijn mes, dat zich diep in de borst van de roekeloze man boort, helemaal tot aan het heft.
'Oppassen, towaritsjs!' grijnst Porta. 'Verroer geen vin, anders hebben jullie voor de laatste keer op de pot gezeten!'
'Gooi jullie wapens hierheen,' beveelt Heide ruw, 'en probeer niets dat wij misschien verkeerd zouden kunnen uitleggen – anders gaan deze dingetjes hier af!'
'Wij staan aan jullie kant,' zegt een sergeant met trillende stem.
'En dat vertel je ons nou pas?' zegt Tiny vrolijk. Hij geeft de man zo'n harde klap in de nek, dat hij dwars door de kamer vliegt en tegen de kachel aansmakt.
'Schop hem zijn ballen in zijn strot,' stelt Porta met een brede grijns voor. 'Deze jammerende lamzakken, die van kleur verwisselen zodra de vlam in de pan slaat, maken me razend!'
In een oogwenk zijn wij anderen ook vrij, maar we staan nog maar nauwelijks op onze benen of er begint een Mpi te stotteren. Het hele vertrek vult zich met de bittere geur van cordiet.
Twee van de gevangenen storten op de grond ineen.
'Waar deed je dat verdomme voor?' brult de Ouwe Heide beschuldigend toe.
'Ze wisten nog niet dat het gevecht al voorbij was,' antwoordt Heide kil, terwijl hij de hak van zijn laars hard laat neerkomen op het gezicht van de dichtstbijzijnde neergeschoten man.
'Sta daar niet te staren!' buldert Tiny tegen een sergeant. 'Doe het een of ander, zodat ik je kan neerknallen!'
'Die kleren uit!' beveelt de Ouwe. 'Jullie kunnen je sokken en je ondergoed houden. De rest gaat in het vuur!'
De kachel wordt flink opgestookt en de stank van verbrande kleding en schroeiend bont begint zich in het vertrek te verspreiden.
'Wij doodvriezen!' protesteert een NKVD-soldaat, die zijn handen huiverend warm probeert te wrijven.
'Dat spreekt vanzelf,' lacht Heide sarcastisch. 'Maar je troost je maar met de gedachte dat de bevriezingsdood heel aangenaam is. Als het aan mij had gelegen waren jullie nu al allemaal dood.'
'Wij komen elkaar nog wel tegen,' belooft een korporaal, die Porta een blik vol haat toewerpt.
'Ben jij soms een profeet of zo iets?' vraagt Porta.
'Ik zeg het je, Germanski, ik kom jou nog wel tegen!' snauwt de korporaal razend.
'Houten soldaatjes zijn mazzelaars,' grijnst Porta, de korporaal op de wang tikkend. 'Ze kunnen niet verzuipen!'
'Pjors – hond!' grauwt de korporaal terug, machteloos naar Porta spuwend.