'Je weet niet waar je het over hebt, mens,' zegt Dimitri, vol verachting op de grond spuwend. 'Omsk-Moskou-Leningrad is de hardste route in de hele Sovjet-Unie! Tegen de tijd dat jij de Newski Prospekt afrijdt ben je al mesjogge!'
'Dat maakt voor jou dan geen enkel verschil,' gilt Tsjolinda lachend. 'Je bent nooit wat anders geweest!'
'Toen ik er eindelijk onderdoor ging,' vervolgt Dimitri, die weigert om zich van zijn stuk te laten brengen, 'ging ik aan de rol en reisde gratis per trein de hele Sovjet-Unie door. Dat is het mooie van spoorwegen: er loopt altijd wel een stel rails weg van de plaats waar je op dat moment toevallig uithangt. En als je 's winters ergens komt waar het te koud is om buiten te slapen, kun je er altijd wel op rekenen dat er ergens een cel is waar je warm kunt worden en wat te vreten kunt krijgen.'
'Ja, dat is tenminste iets goeds in de Sovjet-Unie,' brult Yorgi in een aanval van vaderlandsliefde, 'we hebben hier geen gebrek aan cellen! Lang leve vadertje Stalin!'
'Toen brak de dag aan dat ik dit fantastische vrije leventje vaarwel moest zeggen,' glimlacht Dimitri weemoedig. 'Dat was in Odessa. Ik lag heerlijk op een bank in het Park van het Proletariaat te dromen, toen ik een tik tegen mijn denkdoos voelde. Daar stond zo'n idioot van een garadovoj, zo'n ellendige politieofficier, tegen me te grijnzen, terwijl-ie die lange gummistok van hem rond liet draaien. Hij sloeg me ermee op mijn voetzolen en ik voelde de schok door m'n hele lichaam, tot in de puntjes van mijn haar.
"Ik gá al," zei ik met een beleefde buiging. "Ik ben hier helemaal bij vergissing gaan liggen!"
"Je bent niet zo stom als je eruitziet," grijnsde die garadovoj. Tegelijk mepte hij me met zijn wapenstok midden op mijn voorhoofd, om ervoor te zorgen dat ik niet zo vlug zou vergeten dat mensen niet in het Park van het Proletariaat mogen liggen slapen. Ik smeerde hem op topsnelheid, maar ik had nog maar nauwelijks mijn neus buiten het park gestoken of daar werd ik al gearresteerd. Ongelukkig genoeg was het net begonnen te schemeren, als de melkwagens 's morgens vroeg de straat op komen rammelen – en voor smerissen is dat de geschiktste tijd van de dag. Ik had me al verheugd op een kop koffie en een lekker hapje ook! Nou, ze reden me naar de spjaetsyalniyi stamtsyja, het bureau dat speciaal voor de opvang van zwervers moet zorgen. Daar rammelden ze me zo hard af, dat ik uiteindelijk toegaf dat arbeid voor alle Sovjetburgers een zegen was.' Hij breidt zijn armen wijd uit en staart naar de bevroren ruiten.
'En daar ben ik dan, in gezelschap van een fles wodka!'
Boven de kroeg ligt kapitein Wasili Sinsov zijn Tamara gade te slaan, die als een nijdige kat door de kamer loopt te ijsberen, een sigaret tussen haar zinnelijke lippen.
'Wat valt er verdomme in dit pestgat te doen?' sist ze. 'Naaien en je dronken zuipen! Ik heb er zat van. Waarom neem je me nooit mee uit?'
'Waar zouden we dan verdomme naar toe moeten?' vraagt hij geërgerd. 'We zijn vorige week nog naar de bioscoop geweest!'
'De bioscoop,' snauwt ze woest. 'Noem jij dat een bioscoop? Allemaal politieke indoctrinatie! We moeten iets doen! Anders worden we hier stapelgek! We sterven hier voor we er erg in hebben van verveling!'
'Laten we wat gaan skiën als de storm gaat liggen,' stelt hij zwakjes voor.
'Skiën? Nu geloof ik werkelijk dat je stapelgek bent geworden. Ik ben voor de rest van mijn leven genezen van skiën!'
Hij drukt zich op een elleboog omhoog in bed en laat haar met een brede glimlach zijn hagelwitte tanden zien.
'Zodra we deze oorlog hebben gewonnen gaan we met vakantie naar de Krim,' troost hij haar. 'We gaan zeilen en op het dek een nummertje maken, als alleen de meeuwen ons kunnen zien!'
'En 's avonds dineren in een goed restaurant,' lacht ze, terwijl haar gezicht bij de gedachte verheldert.
'En we blijven er de hele avond zitten, zolang we maar willen. En we laten ons heerlijk vollopen met wijn uit de Krim en eten er kaviaar bij,' belooft hij.
'Als we deze oorlog gewonnen hebben,' zucht ze droefgeestig, haar glas wodka leegdrinkend. 'Ik veronderstel dat je wel eens van de dertigjarige oorlog hebt gehoord, niet? Waarom zou deze niet even lang duren? Nou ja, in ieder geval zijn er dan nog maar achtentwintig jaar te gaan.'
'Zevenentwintig,' verbetert hij haar en begint zacht te fluiten.
'Wat maakt een jaartje meer of minder nou uit,' kreunt ze berustend. 'O verdomme, Wassili, ik heb gewoon het gevoel dat we opgesloten zitten in een stinkende gevangenis! Jij ligt hier maar de hele dag op je rug te drinken. Wat spook je hier verdomme trouwens uit?'
'Ik train de burgerwacht, dat weet je donders goed,' antwoordt hij kwaad. 'Bovendien hou ik een oogje op de bewegingen van de vijand en verstuur draadloze berichten als ze er zijn. Dat is een heel belangrijke taak en dat wéét je!'
'Och, schei toch uit,' lacht ze wild. 'Ze zeggen wel dat die Duitsers stom zijn, maar ik geloof niet dat ze ooit stompzinnig genoeg zullen zijn om hierheen te komen! Niemand is zo stom. Alleen Sovjet-burgers zijn gek genoeg om in een gat als dit te gaan wonen.'