De Ouwe geeft bevel tot verspreiden en laat ons onszelf ingraven in de sneeuw.
'Waar zijn die gebleven?' vraagt Tiny stomverbaasd, als we een poosje in onze sneeuwputten hebben zitten wachten.
'Die moeten ergens vlak in de buurt zijn,' meent Porta. Voorzichtig gluurt hij over de sneeuwrand van zijn schuttersput.
'Die verdomde sneeuw! Zonder telescoop kun je zelfs je leuter niet meer onderscheiden!' kankert Barcelona onder het gladtrekken van zijn gezichtsmasker.
Iets verderop is de sneeuw op de toendra opeengewaaid tot een gekartelde sneeuwwal. Heel even is er een hoofd met bontmuts boven de rand te zien.
'Oompje Iwan,' glimlacht Porta, zijn veiligheidspal omleggend.
'Ik zal de schoft zijn tanden uit zijn smoel timmeren als hij zichzelf nog eens laat zien,' zegt Gregor strijdlustig, terwijl hij de kolf van zijn Mpi tegen zijn wang drukt.
Er verstrijken bijna twee volle uren voor ze een voor een over de sneeuwbergen komen kruipen. Een van hen staat half op en maakt een armgebaar. Ze splitsen zich in twee groepen. De eerste rukt in ganzepas op naar het noorden, de tweede komt in rechte lijn op ons af.
'Stil,' fluistert Porta, 'geen gedonder met verspreid geweervuur, dat is waanzin! Tiny en ik zullen ze te pakken nemen! We nemen eerst de achterste. Het lawaai van de storm zal de schoten onhoorbaar maken.' Hij heft zijn scherpschuttersgeweer op en stelt de telescoop bij.
Tiny haalt diep adem en richt op de in bont geklede soldaten die achteraan lopen.
Porta heeft de op een na laatste in zijn vizier.
Beide geweren knallen precies tegelijkertijd.
De twee soldaten slaan achterover alsof ze door een vuist in het gezicht zijn geraakt. Als de volgende twee vallen draait de sectiecommandant zich om en ziet wat er gebeurt. Hij blijft staan en staat niet-begrijpend rond te staren. Op dat moment wordt hij zelf ook geraakt. Heel even blijft hij geknield in de sneeuw liggen, met zijn handen voor zijn weggeschoten gezicht – dan valt hij voorover. De overlevenden werpen zich plat op de grond en beginnen achterwaarts te kruipen om dekking te zoeken tegen dit moorddadige vuur.
Met een vreemd geluid slaat een kogelregen in de sneeuw in.
De Legionair hangt zijn Mpi weer om zijn schouder. Er klinken nog drie afzonderlijke schoten, dan springt de laatste vijandelijke soldaat stervend omhoog.
'Wat een krankzinnigen om zo over die richel te kruipen,' zegt Porta hoofdschuddend. 'Als ze er onder dekking langs waren gekropen zouden we ze nooit te pakken hebben kunnen nemen!'
'Ik vraag me af wat voor uilskuiken die commandant was?' zegt Tiny.
'Natuurlijk net zo'n arme donder als wij,' antwoordt Porta. 'Zo eentje van het soort dat ze altijd pakken voor de pokkeklussen.'
'Kom dood, o kom...' neuriet de Legionair tegen het gehuil van de storm in.
In een diep dalletje bouwen we een iglo. De Ouwe wilde het bevel daartoe niet geven, maar ook hij kan zien dat we bijna aan het eind van onze krachten zijn.
'Luister,' zegt Porta, terwijl hij het zich in het beste hoekje van de iglo gemakkelijk maakt. 'Toen ik in Berlijn bij het Vijfde Pantserregiment diende stuurde de compagniescommandant me eens met een brief naar zijn vrouw.'
'Kende jij staf-Feldwebel Giese, van de school voor ongewapende vechtsporten in Wünschdorf?' valt Tiny hem dadelijk in de rede. 'Die zal ik nooit vergeten, al word ik honderd. Hij stapte wegens zuurstofgebrek deze wereld uit, hoewel-ie zelf een specialist was in het wegpersen van de asem uit andere mensen. Op een gegeven ochtend, in alle vroegte, meteen bij het begin van de exercities, trok-ie de clown van de compagnie pardoes uit de rijen, die er geen moer van begreep waarover het allemaal ging. Hij bleef zijn wurgkoordje maar om z'n eigen nek trekken – en het scheelde maar weinig of hij had zichzelf gewurgd.
"Kijk goed," legde de staf-Feldwebel uit, "je gooit me jouw koord om de nek en stelt je voor dat ik een Rus ben die jou wil doden. Trek toch harder, kerel! Hou die handgrepen stevig vast en trek buitenwaarts!"
Nou, die idioot was lang genoeg bij de schietvereniging geweest om te weten dat een bevel een bevel is, dus trok-ie uit alle macht aan de touwtjes. De rest stond toe te kijken, zoals je altijd doet onder instructie. We vonden het wel een beetje gek hoe die Giese gekke gezichten stond te trekken en zijn tong tegen ons uitstak.
"Geef de Feldwebel nou maar een beetje lucht!" schreeuwde iemand hem uit de gelederen toe.
Maar tegen die tijd was het al te laat. Staf-Feldwebel Giese had geen lucht meer nodig: hij was morsdood. Gedurende die opleidingsperiode ontstond er een hoop gelazer. Er kwamen drie van die gluiperds met deukhoeden met ons praten en toen ze vertrokken namen ze Ernst met zich mee. Ze hingen hem op, bij wijze van waarschuwing voor de andere rekruten.
Een tijdje later werd ik naar de hondenschool in Hof gestuurd, waar iets gebeurde dat nog veel krankzinniger was. Ze hadden daar een grijze herdershond met de rang van Obergefreiter...'