T.J. probeerde nog verder weg te schuiven toen de man zijn hand ophief. ‘Raak me niet aan, kerel, of ik bijt je hand eraf.’
‘Zoals jij me opwind, mag je me bijten waar je maar wilt. Dat dreigement bewijst trouwens dat je een vrouw bent. Een man zou gezegd hebben dat hij mijn hand zou breken of afrukken, dat soort macho dingen.’
‘Dus mannen bedreigen jou regelmatig met zoiets? En bijten vrouwen je vaker?’
17
De man kneep geamuseerd zijn ogen tot spleetjes. ‘Je bent een expert in mensen afleiden, hè? Hou maar op. Ik heb je door. Daar kan zelfs een kogel niets aan veranderen.’
‘Een kogel?’ T.J.’s ogen puilden uit van de schrik. ‘Ben je geraakt?’
De man knikte. ‘Wil je een gewonde man genadig zijn en me je naam zeggen? Je echte naam graag. En laat me eens zien hoe je eruitziet zonder dat tapijt op je kin.’
‘O, hou toch je kop. Ben je echt gewond of hou je me voor de gek?’
De man schoot opeens overeind uit zijn nonchalante houding en trok T.J. aan de hand naar zich toe, tot ze tegen elkaar aan gedrukt lagen, T.J.’s gezicht in zijn hals, een arm om zijn enorme torso. Het gevoel onder stroom te staan kwam eerst. Toen verjoeg een misselijk makende kleverigheid die gedachte.
Voor T.J. geschrokken kon terugdeinzen, draaide de man T.J.’s gezicht zacht naar zich toe tot ze elkaar in de ogen keken. ‘Zie je wel? Ik bloed.
Voor jou. Misschien ga ik wel dood. Ben je echt zo wreed dat je me laat sterven zonder dat ik weet wie je bent?’
T.J. rukte zich los. Een hand zat onder het bloed. ‘O, hou toch je kop.’
Zijn dodelijke lippen trilden. ‘Doe ik, als jij gaat praten.’
‘Praten helpt je niet. Ik moet je wond verzorgen.’
‘Dat doe ik zelf wel. Praat jij nou maar.’
‘Doe niet zo stom. Misschien zijn de aderen tussen je ribben geraakt en die spuiten bloed als een fontein. Dan denk je dat je stabiel bent, maar je hebt geen idee hoe ernstig je wond is, hoeveel bloed je hebt verloren.
Je bloeddruk valt weg zonder waarschuwing en die krijg je niet meer omhoog!’
‘Je klinkt als een expert. Ben je zelf wel eens neergeschoten?’
‘Ik heb schotwonden behandeld. Mensen die niet zo stom waren om mijn hulp af te slaan.’
‘Hoe kun je zo praten over een man die een kogel voor je heeft opgevangen? En haal dat ding van je gezicht.’
‘Niet te geloven. Je kunt elk moment in shock raken en toch wil je die stomme theorie van je nog bewijzen?’
Hij glimlachte alleen maar onverstoorbaar.
18
‘Oké,’ zei T.J. knarsetandend. ‘Ik vertel hoe het zit. Zodra ik je heb verzorgd.’
‘Jij mag mij verzorgen. Nadat je me alles hebt verteld.’
‘Kom op, zeg. Waar is de verbandkist?’
‘Dat zeg ik je zodra je mij hebt gezegd wat ik wil horen.’
‘Niet de waarheid, hè? Want die heb ik je al verteld.’
De man deinsde achteruit toen T.J. zijn wond wilde bekijken. ‘Nee, nee. Je raakt me niet aan voor je toegeeft dat je een vrouw bent. Ik laat me alleen aanraken door vrouwen.’
T.J. keek woedend in ogen waarin talloze duiveltjes dansten. ‘Je hebt echt geen besef van de ernst van je toestand, hè? Wat kan het je schelen of ik het toegeef of niet? Je weet het toch al. Bovendien ga ik je niet alleen aanraken. Ik ga baden in je bloed.’
Hij keek T.J. waarderend aan. ‘Ik wist al dat je een bloeddorstige meid was toen je me met die gemene blik bijna in tweeën sneed. En toen probeerde je mijn tanden te verbrijzelen en me van een bariton in een alt te veranderen.’
Met moeite onderdrukte T.J. een glimlach. Ontkennen was onzin…
Deze vent was dodelijk. In meer dan een opzicht.
Toch, al was hij ad rem, zijn toestand kon zich onomkeerbaar verslechteren. Zonder onderzoek was niet te zeggen hoe ernstig hij gewond was. ‘En ik maar denken dat je intelligent was. Schijn bedriegt.’
De lippen van de man trilden. ‘Moet jij nodig zeggen.’
‘O, en je zei dat je mijn zogenaamde vermomming meteen doorzag, dat je mijn vrouwelijke uitstraling vanaf het eerste moment kon voelen.’
De man knikte, gespeeld hulpeloos. ‘Aih, maar denk eraan, als ik bezwijk is dat helemaal jouw schuld.’
‘Ga nou gauw, zeg.’ T.J. zuchtte luid, krabbend aan het baardje.
Toen trok ze het ding in een ruk los.
Ze gilde het uit van de pijn en stopte met trekken. Met de baard bungelend over haar lippen wierp ze haar kwelgeest een boze blik toe, wrijvend over haar kin. ‘Nu blij, koppige ezel, dom varken?’
19
‘Een hele boerderij, hè? Niemand heeft me ooit zo gevleid als jij nu.’
Terwijl ze hem boos aankeek, maakte hij heel voorzichtig de rest van de baard los van haar huid.