Eindelijk ontspande ze zich en bewees haar regelmatige ademhaling dat ze in een genezende slaap was gevallen.
Al kon hij dat niet zomaar aannemen.
Vaag bedacht hij nog dat hij de oudsten van de oase moest gaan vragen of er voor de zandstorm nog tijd was om boodschappers naar zijn broers te sturen. Als ze snel genoeg waren, konden ze de storm misschien voor blijven.
Maar hij kon zich er niet toe brengen Talia alleen te laten. Haar gezondheid en welzijn was het enige waar hij zich om moest bekommeren. Tot zij haar ogen opendeed en weer helemaal de oude was, kon hij aan niets anders denken dan aan haar. Zelfs het lot van Zohayd kwam op de tweede plaats.
Hij zou niets anders doen dan over haar waken tot ze wakker werd…
81
Talia werd wakker.
Nadat ze met moeite haar droge ogen had geopend begreep ze een hele poos niet wat ze zag.
Ze was omgeven door een zacht witte wolk, een kruidige geur en een onbestemd licht.
Langzaam begon ze haar omgeving scherper te zien. Ze lag onder een muskietennet in een enorm bed op een onwaarschijnlijk glad laken. De geur had ze eerder geroken sinds ze naar Zohayd was gekomen, een wierookgeur van amber en muskus en ood. Het licht viel door openingen onder een laag plafond, half verborgen achter stoffen met arabesken die zo fijn waren dat ze bijna even effectief moesten zijn als het muskietennet.
Ze had haar hoofd nog niet omgedraaid. Dat kon ze niet. Maar ze zag al genoeg boeiends aan de kant die ze wel kon zien. Een muur van gewitte lemen bakstenen, een palmhouten deur en ramen met luiken, een stenen vloer, twee rieten banken met handgeweven kussens in een zee van kleuren en vormen, met hetzelfde typische bedoeïenpatroon dat ook de tapijten aan de wand en op de vloer sierde. Aan de muur hingen handgemaakte bronzen olielampen en wierookbranders, simpel, exquis en glanzend gepoetst.
Was dit een andere wereld? Een ander tijdperk?
Ze zou moeten weten waar ze was. Ze kon er alleen niet op komen. Ze wist ook dat ze vaker wakker was geworden, als je dit wakker kon noemen. Als ze zich daar meer van kon herinneren…
Langzaam vielen de puzzelstukjes op hun plaats, tot ze een tijdlijn vormden en ze weer wist wat er was gebeurd.
Harres was haar komen halen. Haar woestijnridder was op een wit paard komen aanrijden, maar toen had ze al een zonnesteek opgelopen, boven op de uitdroging.
Geen wonder dat ze in de war was. Maar één ding was haar ondanks alle wazigheid wel helder. Harres. Hij had voor haar gezorgd, haar gered.
‘Ben je nu echt wakker, ya habibati?’
Zijn stem klonk even diep en gekweld als ze zich van haar delirium herinnerde.
82
Ze draaide zich om naar zijn stem en zag hem een meter verderop op de grond zitten, in een witte abaya.
Dus ze had het zich niet verbeeld.
Ze sloot even haar ogen om het beeld van hem in de traditionele kleding van zijn land in haar geheugen te prenten. Hij zag er altijd koninklijk uit, wat hij ook droeg, maar hierin zag hij eruit als… wauw.
Ja. Wauw was het juiste woord voor hem. Zo ongelooflijk dapper, sterk en knap. Vooral in de kleding waar hij voor geboren was.
Met een soepele beweging stond hij op, wat haar altijd bleef verbazen gezien zijn grote, lange lijf. Voor ze haar blik naar zijn ogen had verlegd schoof hij het muskietennet opzij. Zijn abaya viel open.
Haar blik bleef bij zijn borst steken. Op zijn verband na was die naakt, perfect en diepbruin.
Daar had ze zich verscholen voor het gevaar en de uitputting, dat was het toevluchtsoord dat hun nachtmerrie had veranderd in een droom die ze de rest van haar leven zou koesteren.
Zijn verband was nu smaller dan toen zij het had aangelegd, het liet meer vrij van het zwarte haar dat zijn mannelijke welvingen accentueerde. Alsof dat nog niet erg – of goed – genoeg was, liep in verleidelijke een punt uit naar een buik die uit graniet gehouwen leek te zijn. Verder omlaag verdween het onder de met een koord dichtgebonden witte broek die zo uit de vertellingen van Duizend-en-een-nacht leek te komen. Het ding hing gevaarlijk laag op zijn gespierde heupen, en verborg ondanks zijn wijdte niets van de kracht, de vorm en de grootte van zijn formidabele bovenbenen en mannelijkheid.
Haar adem stokte. Ze werd zo plotseling door begeerte overmand dat ze hardop kreunde.
Wat goed nieuws was. Het betekende dat ze weer helemaal in orde was.
‘Niet doen, ya talyeti. Alsjeblieft, doe je ogen niet weer dicht.’
Ze had zich niet gerealiseerd dat ze die weer had dichtgeknepen. Op zijn hese smeekbede en het doorbuigen van de matras sperde ze ze meteen open.
83
De ernst in zijn stem, in zijn ogen, in zijn houding doofde de gloed in haar binnenste. Ook al zag hij er zo nog indrukwekkender, zelfs intimiderend uit, en nog opwindender…
Stop. Zeg iets, dacht ze.
Ze probeerde het. Haar keel was nog droog en pijnlijk na die uren in de hitte.