De man kronkelde in zijn armen als een wervelwind en slaagde er bijna in zich los te rukken.
‘Hou op met vechten, idioot!’ siste Harres. ‘Ik ben hier om je te redden.’
Blijkbaar verstond de man Harres niet door de doek om zijn mond, of hij geloofde hem niet. Hij schopte Harres keihard tegen zijn linker 9
scheenbeen en probeerde hem tegelijk een knietje te geven. Harres ontweek die verlammende klap maar net en hij verbaasde zich over de wendbaarheid en snelheid van de man. Verbeten sloot hij zijn armen nog steviger om Burke heen. De veel kleinere pezige man zou het hem erg lastig kunnen maken als hij beide handen kon gebruiken en meer ruimte had.
Harres rukte de doek voor zijn mond weg, duwde de man tegen de ruwe stenen muur en zette een onderarm op zijn keel zodat hij zijn verzet opgaf.
Opnieuw voelde hij een schok door zich heen gaan toen die felle ogen hem aankeken, opstandig en bang.
Harres schudde verward zijn hoofd, drukte nog iets harder. ‘Zorg dat ik je niet bewusteloos hoef te slaan en je als een zak vuile was naar buiten moet dragen. Geloof me en doe wat ik zeg als je hier levend weg wilt komen.’
Hij wachtte niet tot de man reageerde, maar net voor hij hem losliet dacht hij dat hij de angstige vijandigheid in Burkes ogen minder zag worden. Hij trok de man mee naar de ingang.
Hij bleef staan toen schoten de stilte verscheurden.
Blijkbaar was er versterking aangekomen. Hij wilde zijn mannen te hulp schieten, maar dat kon hij niet. Ze wisten allemaal dat de gijzelaar in veiligheid brengen het enige was wat ertoe deed. Daar moest alles –
en iedereen – aan worden opgeofferd.
Ziedend en toch ijskoud draaide hij zich om naar de man. Ze moesten zijn vluchtweg gebruiken.
Burke was hem voor en draaide zich al om. Harres pakte een dolk uit de wapenriem om zijn dij, sneed de touwen om Burkes polsen door, stopte het wapen weg en bukte zich om de man een zetje te geven om door het raam te klimmen. De man deed echter iets heel bijzonders. Hij sprong zonder een aanloop te nemen als een kat recht omhoog, hield zich even vast aan de rand op bijna twee meter hoogte, trok zich op en schoot vervolgens met een soepele beweging door de opening naar buiten. Een tel later hoorde Harres het onmiskenbare geluid van iemand die rollend de grond raakte.
Was die kerel een acrobaat? Of was hij ook lid van een elite-eenheid?
10
Wat hij ook was, het was meer dan waar Harres op had gerekend. Hij hoopte alleen maar dat de koppige vent er niet vandoor ging, zodat hij achter hem aan moest gaan. Met zijn lichaamsgrootte zou hij langer nodig hebben dan drie seconden om door het raampje te klimmen.
Ongeveer tien seconden later wurmde Harres zich achterwaarts door de opening, de enige manier waarop hij genoeg kracht had kunnen zetten om zich erdoorheen te persen. Terwijl hij viel, zag hij Burke staan. De man was blijkbaar intelligent genoeg om te weten bij wie hij de beste kansen had.
Hij landde op de grond, stond met een vloeiende beweging op en begon te rennen. ‘Kom mee!’
De man deed wat hij zei, zonder een woord te zeggen.
Ze renden over de zandduinen, met alleen het fosforescerende kompas van Harres en de sterrenhemel om hun weg te vinden. Hij kon geen zaklamp gebruiken om zijn spoor terug te volgen naar het woestijnvoertuig. Wie weet of een van zijn tegenstanders aan zijn mannen was ontsnapt. Een zaklamp in deze duisternis zou een baken zijn dat de vijand kon volgen en dan zou alles voor niets zijn geweest.
Al rennend, gevolgd door zijn beschermeling, hield hij zichzelf voor dat de anderen veilig waren. Maar dat wist hij pas zeker wanneer hij bij hun helikopter een paar kilometer verderop was en bereik had, zodat hij met hen kon communiceren.
Voorlopig moest hij zich maar op één ding concentreren: T.J. Burke in veiligheid brengen.
Hij keek over zijn schouder. Burke hield hem met gemak bij. Zo te zien kon hij sneller rennen dan Harres, hoewel die langere benen had, dus was hij niet alleen een lenige rappe vechter, maar ook in uitstekende conditie. Goed nieuws. Hij had er niet echt naar uitgekeken de man te moeten dragen als hij in elkaar zakte. Daar hoefde hij duidelijk niet bang voor te zijn. Burke hield het tempo prima bij, hij hijgde zelfs niet, maar ademde diep en rustig in en uit.
En weer voelde Harres iets… onverklaarbaars door zich heen gaan bij het horen van die ademhaling, zelfs met de wind in zijn oren. Het gevoel ontstond ergens achter zijn borstbeen en gleed omlaag, verder 11
en verder. Knarsetandend verzette hij zich tegen dat verwarrende gevoel.
Eindelijk waren ze aangekomen bij zijn woestijnvoertuig. Snel sprong hij in het open, op een strandbuggy lijkende voertuig. ‘Ga achter me zitten.’
Burke ging meteen achter hem zitten, klemde zijn gespreide benen om Harres’ heupen en drukte zijn lichaam tegen hem aan alsof ze dit elke dag deden.