Tien uur later kón ze niet meer. Ze was in elkaar gezakt. Harres had haar opgevangen voor ze de grond raakte. Hij had haar zacht op de grond gelegd, haar in zijn armen genomen, haar overstelpt met troostende kussen en om vergiffenis gesmeekt.
Toen ze het bewustzijn had verloren, dacht ze dat dit het laatste was wat ze ooit zou horen en voelen.
Maar ze werd wakker, en merkte dat ze in de laatste twee dekens gewikkeld was. En het jasje van Harres aanhad. Ze was uitgedroogd en ze stikte bijna in de hitte van de verschroeiende middagzon. Maar ze leefde nog.
En ze realiseerde zich nog iets.
Ze was alleen.
Ze wurmde zich uit de strakke cocon. Harres was nergens te bekennen.
Had hij haar achtergelaten?
Nee. Dat zou hij nooit doen.
Wat als hem iets was overkomen? Wat als hun vijanden hen hadden gevonden? Was de prins van Zohayd een betere troef in hun strijd om de troon? Hoe zouden ze hem gebruiken? Wat zouden ze met hem doen?
Ze snikte. Uitgedroogd als ze was vloeiden er geen tranen. Steeds opnieuw zakte ze weer weg. Zelfs als ze bij bewustzijn was, lieten de 76
nachtmerries haar niet los. Ze zag Harres, mishandeld, dood, allemaal omdat hij haar was komen redden…
O lieve hemel, Harres… Alsjeblieft…
Alsof haar smeekbede beantwoord werd, kwam hij tevoorschijn. Ze wist dat hij er niet écht was. Ze hallucineerde omdat ze uitgedroogd was.
Want dit was niet de Harres van het woestijnvoertuig en de helikopter.
Dit was geen moderne woestijnridder, maar een ridder op een wit paard, die in galop op haar af kwam, snel als de wind, één met het prachtige dier, even energiek en edel en vurig en vastbesloten. Haar ridder die haar kwam redden.
Maar ze was niet meer te redden. Dit was het einde.
Niet dat het zo erg was. Ze betreurde maar twee dingen. Dat ze Todd niet had kunnen redden en dat ze van alles tussen haar en Harres had laten komen.
Als ze de tijd met hem over kon doen, zou ze alles aan de kant zetten en alleen maar bij hem zijn, zo veel mogelijk met hem beleven zolang dat kon.
Nu was het te laat, en zou ze zijn hartstocht nooit leren kennen.
Wat vreselijk jammer.
Ze droomde dat Harres van zijn paard sprong nog voor het in een wolk opstuivend stof tot stilstand kwam. Met zijn witte gewaad uitgespreid als de vleugels van een adelaar stortte hij zich op haar, omhulde haar met een kalme tevredenheid. Ze was dankbaar dat haar vurige verlangen haar zo’n tastbare laatste verschijning had gebracht van de man die ze liefhad… Ja, liefhad…
Ze kon nauwelijks fluisteren. ‘Harres… Je voelt zo heerlijk…’
‘Talia, nadda jannati, vergeef me dat ik je alleen heb gelaten.’
‘Geeft niets… Ik wilde alleen… dat jij niet… ook hoefde te gaan.’
Van onder de witte, de zonnestralen weerkaatsende gotrah keek hij haar bezorgd aan.
Ze zuchtte. ‘Je bent… een ongelofelijke… engel, Harres. Mijn beschermengel. Jammer dat je nu hier bent… net als die andere engel…
De engel des doods…’
‘Wat?’
77
Talia kromp ineen. Ze had zich laten meevoeren door Harres’ diepe warme stem. Nu klonk die stem luid en scherp en geschrokken.
‘Je leeft en je wordt weer helemaal gezond. Drink maar, ya talyeti.
Ze proefde iets zoets op haar lippen en ze dronk gehoorzaam. Ze voelde het leven in zich terugkeren, terwijl ze zich overgaf aan zijn zachte, lovende woorden, zijn aanmoediging, zijn hese uitleg.
‘Als ik je had meegenomen, had ik de oase niet gehaald. Dus heb ik je achtergelaten en ben erheen gerend. Ik heb er zes uur over gedaan, en nog twee uur om terug te rijden. Elke seconde dat je hier alleen was, heb ik doodsangsten uitgestaan. Maar nu ben ik er weer en je leeft nog, Talia.’
‘W-Weet je dat zeker?’
Vaag zag ze dat hij breed grijnsde. ‘Dat weet ik heel zeker. Drink nu alsjeblieft, mijn dierbare dauwdruppel. Voor je het weet ben je weer zo goed als nieuw.’
‘Bedoel je niet weer even lastig als altijd?’
Hij trok haar met trillende armen dicht tegen zijn borst. ‘Mijn brutaaltje. Mijn geschenk van Ullah.’
‘Je zegt… zulke heerlijke dingen. Je bent het mooiste… wat me ooit…
is overkomen…’ stamelde ze, en ze gaf zich in zijn veilige armen over aan de vergetelheid.
In de droomwereld die zich meteen van haar meester maakte, dacht ze dat ze hem hoorde zeggen: ‘Jij bent het mooiste wat mij ooit is overkomen, ya habibati.’
78
Hoofdstuk 8
Harres negeerde de pijn en de uitputting.
Hij moest volhouden tot Talia veilig in de oase was.
De mannen die met hem mee waren gereden, boden aan om voor haar te zorgen, voor hen allebei.
Dat kon hij niet toestaan. Dat wilde hij niet. Hij moest haar zelf in veiligheid brengen. Zoals hij had beloofd.