‘Ik had me geen beter gezelschap kunnen wensen om mee in levensgevaar te verkeren,’ had hij gezegd.
Niet dat ze het daarmee eens was geweest. En ze geloofde het ook niet.
Toch keek ze zowaar uit naar de slopende en misschien levensgevaarlijke tocht. Ze had het altijd geweldig gevonden uitdagingen en ontberingen te overwinnen, maar dit avontuur was wel uitzonderlijk gevaarlijk. Met Harres aan haar zijde leek alles mogelijk.
En haalbaar. En… aangenaam?
Ze schudde haar hoofd om die belachelijke gedachte kwijt te raken.
Hoe kon iets in hun huidige situatie aangenaam zijn?
Ze had geen idee, maar dat veranderde niets aan het feit dat zijn aanwezigheid deze nachtmerrie tot de opwindendste ervaring van haar leven maakte.
Ze keek toe, terwijl hij nog een strook verwrongen metaal omboog om de opening te vergroten. Hij deed een stap achteruit en wenkte haar dichterbij.
‘Aantreden voor inpakcorvee, mijn koppige dauwdrupje.’
Haar hart bonkte tegen haar ribben. Zelfs haar ouders hadden nooit zulke koosnaampjes voor haar bedacht. Zulke creatieve en… lieve naampjes. Ze zou eraan verslingerd kunnen raken.
Dat mocht niet gebeuren. Om allerlei redenen.
Ze onderdrukte het gevoel van verrukking dat in haar opborrelde.
58
‘Neem je zo wraak voor koppige os en ezel en al mijn andere beledigingen?’ wierp ze hem luchtig over haar schouder toe. Voor hem uit kroop ze de krappe ruimte in en knielde neer op de oneffen vloer van wat er nog van het vrachtruim over was.
Hij kwam tegenover haar zitten en begon spullen te verzamelen. Hij wist precies waar alles was. Ja, prins Harres was op de hoogte van alle details van zijn operaties.
Pas nadat hij een thermisch jack had aangetrokken gaf hij antwoord.
‘Misschien snij ik mezelf in de vingers door je dit te vertellen, maar dat zijn geen beledigingen. Uit jouw mond hebben ze het effect van heel intieme liefkozingen.’
De blik in zijn ogen liet er geen twijfel over bestaan wat hij bedoelde.
Haar adem stokte toen ze zich voorstelde dat zijn lichaam reageerde, hard werd van begeerte door haar woorden, door haar…
Ze deed net of ze hoestte en wuifde zijn woorden weg. ‘Ga nou gauw.
Je bent gewoon immuun voor beledigingen, dat heb je zelf gezegd.’
‘Weet je dat nog?’ Dat leek hem overdreven veel genoegen te doen.
‘Aih, ik ben nooit overgevoelig geweest. De meeste beledigingen zijn toch vals, of overdreven, alleen maar bedoeld om je kwaad te maken.
Ik laat ze gewoon van me afglijden.’
Met gespeelde verbazing zei ze: ‘Bedoel je dat er mensen zijn die jou durven te beledigen?’
‘Ik heb een oudere broer. Eentje die heel… irritant is. En drie jongere broers. Ik ben heus wel eens beledigd. Maar jij kunt me alleen beledigen door bang voor me te zijn of me te wantrouwen.’
Haar hart miste een slag toen ze zag hoe ernstig hij keek. De waarschuwende en tegelijk smekende blik in zijn ogen maakte dat een spottende repliek in haar keel bleef steken. Instinctief wist ze dat hij de waarheid sprak. Dit was het enige waar hij niet om zou lachen. Het enige wat hem zou kwetsen.
Zelfs als ze zich voorhield dat alles wat Harres voor haar had gedaan nauwelijks opwoog tegen Todds beproeving, dat hij het alleen had gedaan om informatie uit haar te krijgen, speelde haar gevoel voor rechtvaardigheid op. Hij had gelijk toen hij zei dat hij er niets mee te maken had dat Todd in de gevangenis was beland. Ze rekende het hem 59
ook niet aan dat het de schuld van zijn familie was, ook al had ze net gedaan alsof. En als ze helemaal eerlijk was, moest ze nog iets erkennen.
Ze wilde hem niet kwetsen. Op geen enkele manier.
Ze sloeg haar ogen neer en slikte haar stekelige opmerking in.
Zwijgend hielp ze hem rugzakken uit de laadruimte te trekken en de veiligheidsgordels door te snijden die tussen het wrakgoed nog enkele kratten op hun plek hielden.
Hij trok een krat naar zich toe, maakte hem open en begon er wapens, lichtkogels, zaklampen, batterijen, kompassen en diverse blikjes energiedrank uit te halen die hij over de rugzakken verdeelde.
‘Normaal gesproken kun je me wegjagen met die ingeblikte troep, maar in noodgevallen zijn ze toch wel handig.’
‘Ja, laten we hopen dat we ze niet nodig hebben. Ik zou nog bijna liever afwasmiddel drinken. Maar als echte woestijnridder laat jij het vast niet zover komen.’
Hij wierp haar een bemoedigende blik toe. ‘Precies. En deze woestijnridder zegt nu dat jij je rugzak dicht moet doen, dan kunnen we onze tent inpakken.’
‘Bedoel je dat dit kleine ding van mij is?’ Ze keek naar zijn rugzak die bijna even groot was als zij. ‘En dit monster is van jou?’
‘Ik ben bijna twee keer zo groot als jij en ik kan minstens vier keer zoveel dragen.’
‘Luister, ik word hier een beetje moe van. Ik laat het niet toe dat jij mijn hechtingen laat knappen.’