‘Hé,’ riep ik.
Rileys hoofd kwam weer tevoorschijn. ‘Gezichtsbedrog. Cool, hè?’
Ik tastte langs de wanden. Aan de linkerkant was het een gewone wand. De rechterwand leek ook solide, maar stopte in feite een meter voor het punt waar hij had moeten aansluiten op het einde van de gang. De gang liep een meter naar rechts, in een rechte hoek, voor hij weer rechtdoor ging, maar het leek of hij doodliep. Nadat ik de hoek was omgegaan, keek ik om. Het gezichtsbedrog werkte van beide kanten.
Dit gangetje was twee meter lang en er was maar één deur. Riley toetste een serie getallen in op het slot, en de deur naar onze opslagruimte ging open. Een golf van opluchting spoelde door me heen toen we naar binnen gingen en ik neerplofte op de bank. Ik kon niet geloven dat ik net door het bovenste niveau had gelopen.
‘Daarom weet niemand dat deze ruimte hier is,’ zei hij.
Dat was logisch. Je kon het gezichtsbedrog alleen ontdekken als je je handen op de muren legde. ‘Hoe heb je dit gevonden?’
‘Gloeilampdienst.’ Toen ik niets zei, vervolgde hij: ‘Tijdens de training krijgen de groentjes gloeilampdienst. Dan moeten we overal in de gangen en de gemeenschappelijke ruimtes de lampen vervangen en de fittingen repareren. Een hele klus.’ Hij gebaarde met zijn hand alsof hij de herinnering wilde verjagen. ‘Hoe dan ook, ik moest deze sector doen en kennelijk was de lamp aan het eind van de gang net kapotgegaan. Hij was nog heet, en ik liet hem vallen. De lamp landde op het tapijt en rolde toen door de muur heen.’
Hij grijnsde. ‘Het is wonderbaarlijk, maar die lamp is nooit meer doorgebrand sinds ik deze plek heb gevonden.’ Riley trok een la open. Die lag vol met gloeilampen.
Nadat ik het leerlingenuniform bij Zippy onder de bank had verstopt, ging ik op zoek naar Logan. Ik vond hem in de ventilatieschacht, niet ver van Rileys kamer. We keerden terug naar de onderste niveaus, en hij rende weg om zich te melden voor zijn dienst. Die arme jongen zou dertig uur zonder slaap moeten doen. Niet leuk, maar wel te doen. Anne-Jade, die mijn dienst had gedraaid, zou ook wel doodmoe zijn. Misschien zou het nieuws over de Poort haar wakker schudden.
De Poort. Ik had alle implicaties nog niet tot me door laten dringen. Maar ik wist wel dat er acties moesten worden ondernomen en bondschappen moesten worden gesloten, en dat ik het niet in mijn eentje kon. Dus klom ik in de verwarmingsbuizen om Domotor op te zoeken.
Hij zat voor zijn computer, maar draaide zich naar me toe met een verwachtingsvolle blik toen ik uit de buis kroop. Ik hield mijn gezicht in de plooi, maar dat lukte me maar heel even.
‘De Poort! Je hebt hem gevonden!’
Ik glimlachte. ‘We weten de locatie.’
‘Ja!’ Hij schreeuwde het uit en ramde met zijn vuisten op de armleuningen van zijn stoel. ‘Wanneer ga je hem openen?’
‘Zo makkelijk gaat dat niet.’ Ik legde uit wat Logan had verteld over de alarmsystemen. ‘We hebben betrouwbare oppers nodig en we moeten meer weten over Buiten. Weet jij wat daar is?’
Hij speelde met zijn lange haarlokken. ‘Niet echt. Ik had gehoopt dat er meer informatie in het computernetwerk zou zitten.’
‘Logan zei dat er een stuk of tien verborgen en beveiligde bestanden waren. Die heeft hij verplaatst.’
‘Hoe beveiligd?’
‘Met wachtwoorden.’
‘Wachtwoorden horen bij het oude beveiligingssysteem. Dat zijn vast de bestanden waarnaar ik op zoek was. Heeft Logan de bestanden verplaatst zodat we er vanaf hier bij kunnen?’
‘Ja.’
‘Misschien kan ik ze nu vinden.’ Hij richtte zijn aandacht weer op de computer.
‘Wacht op Logan. Hij zei dat de bitjes je ID-nummer registreren, elke keer als je een bestand opent.’
‘Ik ken het beveiligingssysteem heel goed, Trella. Ik heb Logan niet nodig.’ Hij klonk beledigd.
Ik probeerde op hem in te praten. ‘Ik heb liever dat we allemaal bij elkaar zijn als je die bestanden opent. Je kunt maar tien keer het wachtwoord raden. Dat we het wachtwoord vonden voor de locatie van de Poort was omdat we onze ideeën met elkaar bespraken.’
‘Goed dan. Ik wacht wel. Ik heb toch niets anders te doen, dus ik ben erg goed geworden in wachten.’
Ik negeerde zijn kribbige toon. ‘En de oppers? Weet je wie ons zouden willen helpen?’
‘Ik kan je de namen geven van degenen die zéíden dat ze me wilden helpen. Om veiligheidsredenen heb ik ervoor gezorgd dat ze het niet van elkaar wisten. Maar een van hen heeft me verraden, en toen ik was gearresteerd en werd verhoord…’ Hij huiverde van afschuw. ‘…lukte het me niet om te blijven zwijgen. Ik heb Karla uiteindelijk een paar namen gegeven, in de hoop dat een van hen haar eigen spion was. Karla was toen nog een luitenant die hongerde naar macht. Ze heeft al die mensen gearresteerd en laten recyclen.’ Zijn stem brak, en in zijn ogen blonk verdriet. ‘Die anderen heb ik tenminste nog gered, en ze waren gelukkig zo verstandig om niet meer naar die bestanden te zoeken en zich verder gedeisd te houden.’