Het verleden kon ik niet meer veranderen, ik kon alleen maar hopen dat ik invloed kon uitoefenen op de toekomst voordat ik hetzelfde lot zou ondergaan. Voor Cog zou ik, om met Logan te spreken, maximale schade aanrichten.
‘Cog?’ fluisterde ik. Toen hij zich niet bewoog, zette ik mijn handen aan mijn mond en riep wat luider. Na mijn vierde poging bewoog hij zijn hoofd.
‘Trella?’ Zijn stem klonk als een roestig scharnier. ‘Ben je gepakt?’ Hij probeerde snel overeind te komen.
‘Nee. Ik zit in de ventilatieschacht boven je.’
Hij ontspande zich en nam zijn liggende houding weer in. ‘Mooi, want ik kan die tralies voor de schacht niet breken om je te helpen ontsnappen. Dus laat je niet pakken.’
‘Hoe gaat het met je –’
Hij maakte een afwerend gebaar met zijn handen. ‘Maak je geen zorgen. Heb je de Poort al gevonden?’
Zijn zelfverzekerde toon verbaasde me, gezien zijn toestand. Ik slikte mijn eerlijke antwoord in en draaide eromheen. ‘Nog niet.’
‘Hoelang duurt het nog?’
‘Weet ik niet.’
‘Ik hoop maar dat ik nog leef als de Poort geopend wordt. Alleen al om het gezicht van de hoofdcommandant te zien.’
Mijn kaak verkrampte toen het Hakmolen-visioen weer door mijn hoofd flitste. ‘Cog, kan ik iets voor je meenemen?’
‘Nee, maar je kunt wel iets voor me doen.’
‘Zeg het maar.’
Hij liet een bars geblaf horen, en even was ik bang dat hij stikte, maar toen besefte ik dat hij lachte. Naar adem happend zei hij: ‘En dan te bedenken… dat ik je moest smeken… om met Gebroken Man… te praten. Was je eerder… ook maar zo… welwillend geweest.’
‘Cogon…’ zei ik dreigend.
‘Gelukkig. Zo ken ik… je weer. Ik wil dat je de kleren van Gebroken Man ergens neerlegt, om mijn alibi te bevestigen. De Opper Cops hebben hem duidelijk nog niet gevonden, en ze denken dat hij naar een andere schuilplaats is verhuisd. Maar na de volgende…’ Hij haalde diep adem. ‘…na de volgende martelronde ga ik bekennen dat ik hem vermoord heb, en daarvan heb ik bewijs nodig. Ik ga ze zeggen dat ik zijn kleren in de ruimte achter werkkast twee-twee-een heb verstopt, bij de zorgeenheid. Weet je waar die is?’
Ik glimlachte bij de herinnering aan Cogon die me zijn geheime bergplaats had getoond, vele weken geleden. ‘Ja. Daar verstopte je vroeger dat spul… hoe noemde je dat ook alweer?’
‘Geestrijk vocht.’
‘Ja, nu weet ik het weer. Dat heet zo omdat het je verschroeit als het naar je maag zakt en dan weer opstijgt naar je hoofd waardoor je gaat zweven als een geest.’
‘En je geloofde me ook nog.’
‘Nietes.’
‘Jawel. Je volgde me altijd door de zorgeenheid om te voorkomen dat ik in een geest veranderde.’
‘Hou toch op. Jij volgde míj. En ik was degene die ervoor zorgde dat jij niet in de problemen kwam,’ wierp ik tegen.
‘O, ja? Wie dekte jou dan altijd als je weer eens op onderzoek uitging? Ik! En ik bescherm je nog steeds.’
De waarheid was als een dolkstoot die de aangename zeepbel van herinneringen kapotprikte. De kille realiteit spoelde over me heen en bracht me weer naar het heden.
Een luide klap galmde door de cellen, en een streep daglicht doorsneed de gelige schemering.
‘Met wie praat je daar, sloof?’ vroeg een man.
‘De ratten,’ zei Cog.
Het barse gelach van de man werkte me op mijn zenuwen. ‘En, geven ze antwoord?’
‘Nee.’
‘Dat verbaast me niets. Ratten verlagen zich niet tot een gesprek met een smerige sloof.’
‘Maar jij praat wel met me, Vinco? Ben jij dan erger dan een rat?’
Vinco gromde. ‘Commandánt Vinco voor jou, sloof. En aangezien je in een spraakzame bui bent… Breng me mijn mes, Porter!’
Er klonk een gemompeld antwoord. Ik rekte mijn nek uit om Vinco te kunnen bekijken. Ik wilde het gezicht zien van de man die zowel Riley als Cog had verwond.
‘Verdomde bijeenkomst. Dan moet het straks maar,’ zei Vinco. ‘Bij mijn volgende dienst gaat mijn més eens een hartig woordje met je spreken,’ zei hij tegen Cog.
De baan van wit licht kromp ineen en verdween geheel toen de deur dichtknalde.
‘Trella?’ zei Cog op gedempte toon.
‘Ik ben er nog.’
‘Je moet hier weg. Snel, voordat ze merken dat je te laat op de bijeenkomst bent.’
‘Maar ik moet de spullen van Gebroken Man nog voor je verbergen.’
‘Daar heb je later nog wel tijd voor. De Opper Cops zullen er pas na uur twaalf naar gaan zoeken.’
Zijn nuchtere mededeling over het exacte tijdstip klonk onheilspellend. Een koude huivering kroop over mijn rug. ‘Hoe weet je dat zo zeker?’