We zetten onze dienbladen in de spoelbakken en liepen de kantine uit. Cog ging me voor door de gangen van het tweede niveau naar de trappen in Kwadraat A2.
De wanden van de smalle gangen in Binnen waren bedekt met witgeverfde metalen platen. Op de niveaus één en twee dienden uitsluitend Opper Cop-posters met de nieuwste propaganda, schoonmaakroosters en lijsten met gedragsregels als wandversiering. Alleen de enorme planten die overal in Binnen stonden doorbraken de eentonigheid een beetje. Maar als die niet nodig waren geweest om de lucht te zuiveren, zouden de Opper Cops die zeker ook weghalen.
Ik zou nooit het geduld hebben gehad om me een weg te banen door de gangen, maar in het kielzog van Cogs stevige lichaam lukte het wel. Ik volgde hem op de voet, moeiteloos en zonder iemand aan te raken. Een moment van rust.
We daalden de brede metalen trap af. De kou prikte in mijn voetzolen, en nu wenste ik dat ik mijn mocassins aanhad. Blote voeten waren handig in de ventilatiebuizen, maar niet in de gangen.
Cog leidde me naar Sector B1. Aha. Deze profeet leek tenminste over enige intelligentie te beschikken. Sector B1 stond vol wasmachines. Eindeloze rijen wasmachines en drogers, als soldaten die keurig in het gelid op bevelen stonden te wachten. De wasruimte was de dichtstbevolkte ruimte. Hier waren de meeste mensen aan het werk, en alle sloven van de onderste niveaus kwamen hier voor schone uniformen.
De profeet, die door een menigte omringd werd, had positie gekozen op een verhoging, zodat iedereen hem kon zien.
‘…de omstandigheden zijn erbarmelijk. De oppers hebben eigen kamers, terwijl jullie in barakken slapen. Maar jullie lijden zal beloond worden. Buiten zul je rust vinden en alle ruimte die je maar wenst.’ De profeet had een krachtige stem. Zijn woorden waren zelfs boven het gesis en geratel van de machines uit goed te verstaan.
Ik boog me naar Cog. ‘Die rolstoel is wel weer eens wat anders. Daar wint hij vast sympathie mee. Hoe heet hij?’
‘Gebroken Man,’ zei Cog eerbiedig.
Ik barstte in lachen uit. De profeet hield op met praten en richtte zijn grijze ogen op mij. Ik staarde terug.
‘Valt er iets te lachen?’ vroeg Gebroken Man.
‘Ja.’
Cog ging voor me staan. ‘Dit is Trella.’
De man in de rolstoel klapte verrast zijn mond dicht. Ik was duidelijk niet wat hij verwacht had.
‘Kinderen, deze persoon moet ik even onder vier ogen spreken,’ zei hij.
Bijna had ik weer sarcastisch gelachen. Alsof het mogelijk was iemand onder vier ogen te spreken op de onderste niveaus.
De menigte verspreidde zich, en ik stond oog in oog met de nieuwste profeet. Lang blond haar, smal mager gezicht en handen zonder eelt. Er waren geen blonde mensen op de onderste niveaus. Haarverf was een luxe die alleen de oppers zich konden permitteren.
‘Trella –’ begon hij, met zijn diepe, welluidende stem.
‘Luister,’ onderbrak ik hem. ‘Ik zit er niet mee als je dat stel schapen om de tuin leidt.’ Ik wuifde even naar de menigte zwoegende sloven. ‘Maar houd Cog niet voor de gek met je verhaaltjes over een betere wereld. Ik wil niet dat hij teleurgesteld achterblijft als je weer naar boven gaat om je haar opnieuw te verven.’
‘Trell,’ zei Cog, en hij wierp me een waarschuwende blik toe.
‘Geloof je me niet?’ vroeg Gebroken Man.
‘Nee. Je bent gewoon in dienst van de Opper Cops. Je komt met dezelfde onzin als zij, dat ons harde werken beloond zal worden nadat we zijn gerecycled. Ja, je blijft misschien wel een week of honderd, maar dan verdwijn je weer en neemt een andere “profeet” je plaats in.’ Ik hield mijn hoofd schuin en keek hem nadenkend aan. ‘Misschien mist de volgende wel een arm of een been. Vooral als jouw truc met de rolstoel blijkt aan te slaan.’
Gebroken Man lachte, waardoor de sloven in de buurt onze kant op keken. ‘Cog zei al dat je lastig zou zijn, maar ik denk dat hij nog te vriendelijk is geweest.’ Hij bekeek me eens goed.
Ongeduldig vroeg ik: ‘Wat wil je nou eigenlijk?’
‘Ik heb je expertise nodig,’ zei Gebroken Man.
‘Welke expertise?’
‘Jij kent alle buizen, schachten, gangen, routes, doorgangen en ladders van Binnen. Alleen jij bent in staat iets terug te halen wat ik nodig heb.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Ik heb geruchten gehoord over de Koningin van de Buizen. Cogon heeft ze voor me bevestigd.’
Boos keek ik mijn vriend aan. De sloven in mijn zorgeenheid hadden me die bijnaam gegeven, en niet omdat ze mijn neiging om het hele buizenstelsel te verkennen zo bewonderden. Integendeel. Ze hadden me altijd geplaagd omdat ik zo graag alleen wilde zijn.
‘Wil je me helpen?’ vroeg Gebroken Man.
‘Wat moet ik ophalen?’ vroeg ik.
‘Je had gelijk, met je opmerking daarnet,’ zei hij. Hij boog zich voorover en dempte zijn stem. ‘Vroeger woonde ik boven.’