Toen ik het rooster van hoofdcommandant Karla naast dat van mij legde, zag ik dat ik een periode van twee uur had tussen uur achtendertig en uur veertig om haar kantoor te doorzoeken.
Het leek me het beste om via de verwarmingsbuizen het kantoor binnen te gaan. Die buizen liepen dicht boven de vloeren, en in elke ruimte in Binnen zat een uitgang. Ze waren nogal nauw, maar Zippy en ik zouden er net in passen. De buizen kronkelden ook tussen de ruimtes door. Een nadeel van het verwarmingssysteem was dat er geen connecties waren tussen de niveaus. Omdat de energiecentrale alle vier de niveaus omvatte, had elk niveau zijn eigen buizenstelsel voor de verwarming. Een ander bezwaar was dat ik niet in de verwarmingsbuizen kon komen via de Tussenruimte.
Ik moest eerst omhoog naar het vierde niveau en daar het verwarmingssysteem in gaan. Ik ging op weg naar de verlaten opslagruimte en hoopte dat Riley er niet zou zijn. Terwijl ik me door de ventilatieschacht voortbewoog, met Zippy aan mijn riem vastgebonden, dwaalden mijn gedachten af naar de jonge opper die ik zo had verrast.
Rileys opmerkingen speelden door mijn hoofd. Hij gebruikte de opslagruimte om te ontsnappen aan vervelende taken en om te vermijden dat hij trouw moest zweren aan de Trava’s. Misschien was zijn leven toch niet zo makkelijk als ik had gedacht.
Toen ik mijn bestemming naderde, vertraagde ik mijn tempo. Ik tuurde door het rooster en checkte de kamer onder me zorgvuldig. Het meubilair stond weer anders, maar er was niemand. De groen met bruine bank stond nu recht onder het ventilatierooster, en een metalen ladder leunde tegen de muur ernaast. Die had Riley kennelijk voor me neergezet. Ik glimlachte, maar zette die gedachte toen weer uit mijn hoofd. Een opper die iets deed voor een sloof? Vergeet het maar. Dus dat zou ik mezelf niet laten geloven. Houd je aan je plan, bezwoer ik mezelf zachtjes.
Ik haalde het rooster weg, gleed door de opening en liet mezelf op de bank ploffen. Ik wachtte even. Toen niemand de kamer in kwam rennen, kroop ik in de nauwe verwarmingsbuis. Ik drukte Zippy’s knop in en telde tot tien. Zoemend en ronkend ging hij voort door de buis, terwijl ik mezelf voorttrok aan mijn ellebogen en me afzette met mijn voeten.
Hopelijk dachten ze dat het lawaai dat ik maakte bij de normale schoonmaakbeurt hoorde. Zelfs als het Zippy niet lukte om de bewegingsmelders uit te schakelen zou hij me een excuus bieden voor mijn aanwezigheid als ik betrapt werd.
Tegen de tijd dat we hoofdcommandant Karla’s kantoor bereikten, was mijn uniform doorweekt en deden mijn armen pijn. Ik zette Zippy in zijn vrij en bekeek de ruimte door het rooster voor de verwarmingsbuis.
In mijn beperkte blikveld zag ik een groot bureau dat de ruimte domineerde. Ik telde drie computerschermen. Aan de muur tegenover me hingen allerlei wapens en handboeien. Mijn hart sloeg een slag over en begon toen snel te kloppen.
Weer wachtte ik af of ik iets hoorde. Hoofdcommandant Karla zou nu vrij moeten zijn, maar Jacy had me gewaarschuwd dat haar rooster niet honderd procent betrouwbaar was.
Ik veegde mijn zweterige handen af aan mijn uniform, schroefde het rooster los en trok het voorzichtig de buis in. Volgens Gebroken Man bevonden de bewegingssensoren van de Opper Cops zich in de vier hoeken van de kamer, zodat ze de hele ruimte bestreken.
Voorzichtig duwde ik Zippy door de opening en hield mijn adem in, klaar om te vluchten. Hij rolde een meter de kamer in en stopte. Zijn gezoem ging over in een zacht geronk. Toen het alarm niet afging en er geen Opper Cops door de deur naar binnen stormden, kroop ik uit de buis.
Ik doorzocht het bureau en opende zo snel als ik kon alle laden. Er stonden ook nog een lange werktafel, een bank en een rek met daaraan ketens en handboeien in Karla’s kantoor. Plotseling zag ik mezelf voor me, geketend aan dat rek, terwijl de hoofdcommandant me ondervroeg.
Een andere muur werd opgesierd door planken vol RATT’s. Ik negeerde hun mechanische blik, maar hield me wel klaar om de buis weer in te duiken zodra er eentje bewoog.
Mijn wanhoop nam toe. Geen spoor van het bitje van Gebroken Man. Ik sloot mijn ogen even en haalde een paar keer diep adem. Denk na. Waar zou je zoiets opbergen? Nog een keer keek ik de kamer rond. Een grijze kast in de hoek trok mijn aandacht.
De vreugde die ik voelde toen de kastdeur wijd open zwaaide, verdween meteen weer. Een metalen hekwerk schermde de planken af waarop diverse voorwerpen lagen – bewijsstukken, waarschijnlijk. Naast het slot op het hekwerk zat een toetsenbordje. Geen van de gereedschappen in mijn riem zou me helpen om dat slot te openen. Ik had een toegangscode nodig.
Op de derde plank van boven lag een rij bitjes. Dat van Gebroken Man lag er vast tussen, op luttele centimeters afstand. Zo dichtbij.
‘Blijf staan,’ commandeerde een stem achter me.
Hoofdstuk 8
Ik sloot mijn ogen; een golf van verzengende angst verlamde mijn spieren.