Maar ik had me vergist, Gebroken Man was geen spion. De Opper Cops zouden niet zo ijverig naar hem op zoek zijn als hij een van hen was. En nu ze wisten dat iemand kon verdwijnen op de onderste niveaus, zou hun nonchalante houding zeker veranderen.
Instinctief wist ik dat hoofdcommandant Karla haar zoektocht naar Gebroken Man niet zou staken. Dus ik was de klos, voorbestemd om te eindigen als kunstmest in Hydrocultuur. Wat kon er voor mij nog voor goeds voortkomen uit deze situatie? Ik betwijfelde of door het vinden van de Poort alles weer koek en ei zou zijn.
Het verlangen om te ontdekken dat Buiten werkelijk bestond, welde op in het verre uithoekje van mijn hart waarheen ik het had verbannen. Het was het soort verlangen dat me zou kunnen overweldigen en me kon veranderen in een getikte sloof die ‘een miljoen weken, een miljoen weken’ scandeerde terwijl ze door de gangen van Binnen rende. Gangen die zo karakterloos waren dat mensen er weken in zouden kunnen ronddwalen zonder vermist te worden als het nummer van de sector en het niveau niet overal op de muren was geschilderd. De sloven waren al net zo karakterloos als de gangen. Want we wisten allemaal dat hoop, verlangen en dromen dodelijk waren voor onze gemoedsrust.
Ik had me bemoeid met deze zoektocht naar de Poort om te bewijzen dat hij niet bestond. Om mijn hart duidelijk te maken dat het niet langer moest verlangen naar verandering, het te dwingen mijn leven te accepteren en mijn energie te richten op kleine pleziertjes.
Pleziertjes die Cogon al had gevonden. Maar toch werd hij altijd naar die profeten toegezogen, wilde hij hun verhalen horen over de beloning die je zou krijgen voor je goede daden.
Ongewenste gedachten tolden door mijn hoofd. Doordat ik zo lang in de eetzaal had moeten doorbrengen en daarna nog was ondervraagd door hoofdcommandant Karla was een deel van mijn dienst van uur zestig tot zeventig al voorbij. Er waren nog vijf uur over.
Dat werd niets meer. Ik ging terug naar de eetzaal, hopend dat Karla en haar zware jongens waren verdwenen. Er hingen nog wel wat Opper Cops rond, maar dat was normaal op die plek.
Terwijl ik in de rij stond voor eten voelde ik de spanning zowat van de andere sloven afdruipen. Ik nam mijn kom met groenige prut aan en zocht een lege stoel. De maaltijd slaagde er niet in de stemming in de eetzaal te verbeteren. Toen ik opstond, duwde een sloof me meteen opzij en ging op mijn stoel zitten. Zoals gewoonlijk.
Alleen het beeld van een verhongerende Gebroken Man zorgde ervoor dat ik weer in de rij ging staan voor het eten. Na een halfuur wachten vulde ik nog een kom met spinaziestoofpot. Tegen de tijd dat ik bij de tafels kwam, waren de meeste sloven met wie ik eerder had gegeten al verdwenen. Ik baande me een weg door de eetzaal en deed alsof ik een plaatsje zocht. Eenmaal achter in de zaal checkte ik of de Opper Cops me hadden gezien en glipte toen de deur uit. Het was niet ongebruikelijk dat er voedsel werd meegenomen uit de eetzaal, maar nu de Opper Cops op zoek waren naar Gebroken Man zou het onmiddellijk argwaan wekken als ze me zagen lopen met een kom eten.
Ik verdween in de dichtstbijzijnde ventilatieschacht en duwde de stoofpot voor me uit terwijl ik door de buis kroop. De warme lucht die langs mijn lichaam stroomde werd heter toen ik dichter bij de schuilplaats van Gebroken Man kwam, maar ik bleef in de buis. Het risico dat ik voor zijn deur zou worden gezien was te groot.
‘Trella! Waar bleef je, verdomme?’ vroeg Gebroken Man zodra ik mijn hoofd door het ventilatierooster stak.
Ik gaf geen antwoord. Druipend van het zweet liet ik me uit de schacht zakken.
Gebroken Man lag op de vloer. Er zaten zwarte roetvegen op zijn kleren.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
‘Je bleef zo lang weg. Ik moest naar de wc.’
Tussen de stoel en de wc was een sleepspoor te zien op de stoffige vloer. Zijn huidige positie maakte duidelijk dat het moeilijker was om de stoel in te komen dan eruit.
Ik hielp hem er weer in. Mijn belofte aan Cogon dat ik voor Gebroken Man zou zorgen leek nogal overmoedig nu zijn fysieke beperkingen goed tot me doordrongen.
Ik gaf hem het eten. Terwijl Gebroken Man de stoofpot naar binnen schoof, besefte ik dat het oorverdovende lawaai van de energiecentrale gedempt was. Er was schuimplastic op de wanden gespoten, en toen ik de deur opende, bleek een metalen plaat de toegang af te dekken.
Toen Gebroken Man klaar was met eten, haalde ik de kom weg. De onaangename lucht van oud zweet vulde mijn neus, en ik kuchte even om mijn afkeer te verhullen. Aan de manier waarop hij zijn neus rimpelde zag ik dat ik zelf niet veel beter rook. Grappig dat mensen wel hun eigen stank kunnen verdragen, maar niet die van anderen. Ik vertelde hem wat er was gebeurd sinds Cog bij hem was geweest.
‘De hoofdcommandant was behoorlijk overstuur door je verdwijning,’ zei ik. ‘Ken je haar?’
‘Hoofdcommandant?’ Gebroken Man tikte met zijn lepel tegen zijn onderlip. ‘Welke?’