Maar ik werd niet kwaad op Benito. Luchtigjes vroeg ik:
'Dus dit zijn de bevoorrechten van de Hel ?'
'Ja.' Benito glimlachte niet. 'Ze hebben nooit gezondigd. Ze zouden de hemel zijn binnengegaan als ze de Kerk hadden
gekend.'
En de kinderen?' 'Ongedoopt.'
Ik had wel eens gehoord van een dergelijke regel in het katholieke geloof, maar het leek me wel een erg harde straf voor die stumpers, zelfs in Infernoland. 'Ik dacht dat ze naar het voorgeborchte gingen.'
'Noem het zoals je wilt. Dit is de Eerste Cirkel van de Hel.' Hij zweeg even, onzeker. 'Er zijn legenden die zeggen dat de kinderen opnieuw geboren zullen worden.'
Er waren hier net zoveel kinderen als volwassenen! Alsof de Bouwers korting hadden gekregen wegens grote afname. Hmmm. Waren deze schepsels misschien androïden? In dat geval was het begrijpelijk dat er zoveel kinderen waren: kleine androïden zijn goedkoper dan grote - ze hebben minder reflexen en er is minder materiaal nodig. Zou het goedkoper zijn om androïden te bouwen dan mensen te vangen en hier naar toe over te brengen? Ik zou pas antwoord op die vraag kunnen geven als ik wist wie de Bouwers waren en waarom ik hier was - hier neergezet zonder mijn toestemming of medeweten, door een onbekende hand. En als ze dat met mij konden doen, waarom dan niet met duizend anderen? Een biljoen?
Benito zou me niet van veel nut zijn. Hij scheen alles om hem heen gelaten te aanvaarden, zonder erover na te denken. Robot of mens, kind of volwassene, ze zagen er in ieder geval niet ongelukkig uit. Behalve degenen die in onze buurt stonden ... 'Benito, wat hebben die lui?'
'Ze voelen dat we hier niet horen. Ik kom van een lager niveau in de Hel, en mijn ziel wasemt de geur van de diepten.'
'Maar ik kom daar toch niet vandaan?'
Zijn glimlach was grimmig. 'Toch zullen ze jou ook niet accepteren.'
Dat wist ik nog zo net niet. Als ik een manier kon vinden om me te wassen en andere kleren aan te trekken... hmm. Iemand een mep verkopen en hem zijn toga ontfutselen; waarom niet? Wel, omdat ze me in reepjes zouden scheuren als ze me te pakken kregen, om maar iets te noemen. En omdat er hier nergens donkere steegjes waren, of een plek waar ik me kon afzonderen. De villa's misschien. Of -Ik wees naar het dichtstbijzijnde gebouw. Het stond heuvelopwaarts en zag eruit als een koepelvormig planetarium. 'Wat is dat?'
Hij keek. 'Dat gebouw heb ik nooit eerder gezien.'
'Kom op, dan gaan we eens een kijkje nemen.'
Hij ging met me mee, maar niet van harte. 'Het is mogelijk dat ze ons de toegang weigeren. Het gebouw staat open voor het publiek, maar wij zijn niet het juiste publiek.'
'We', Ik hield op met praten omdat een witbehaarde patriarch, omhangen met met paars afgezette witte beddelakens, me ruw bij de arm gegrepen had. Hij stelde op onbeleefde toon een vraag in het koeterwaals. 'Ga fietsen', deelde ik hem mede.
Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Hedendaags Engels? Ik vroeg je waarom je bent binnengedrongen in een oord dat niet voor jou bestemd is.'
'Ik ben bezig met een opiniepeiling. Ben je hier gelukkig? Is alles naar tevredenheid?' Hij snoof. 'Nee.'
'Waarom ga je dan niet weg van hier?' vroeg Benito. 'Er is een vluchtweg.'
De bebaarde man nam Benito op van hoofd tot voeten, terwijl verscheidene voorbijgangers bleven staan om te luisteren. Hij zei: 'Waar bevindt zich die vluchtweg?' 'Helemaal beneden. Om haar te bereiken moet men naar het laagste punt, naar het centrum. Kennis van het kwaad is een van de wegen die leiden naar kennis van het goede.' Als dialoog was het waardeloos, en de bebaarde man dacht er net zo over. 'Ik trek je kennis van de diepten van de Hel niet in twijfel,' zei hij scherp, 'maar ik geloof toch dat je liegt.'
'Waarom zou ik? We zijn van plan de Hel te verlaten -' Benito's betoog werd onderbroken door ruw gelach. Er begon zich een menigte te vormen, en die keek niet bepaald vriendelijk.
'Jullie kunnen allen de Hel verlaten.' Zo te zien was Benito doodserieus. 'Ga met mij mee, dieper en dieper de Hel in. Leer het kwade te haten -'
'Leren haten om zaligheid te kunnen verwerven?' vroeg een van de ouderen. 'Een merkwaardige route naar verlossing.' Benito scheen hem te kennen. 'Toch is het de juiste weg, Epictetus. Men moet leren niet de mens zelf te haten, maar zijn feilen. En dat is iets dat je niet met mate kunt doen. Je kent nu de waarheid. Je weet dat de rede alleen niet volstaat. Vraag om genade...'
Ik glipte weg onder de preek. Ze stonden daar allemaal
beleefd te wachten tot hij uitgesproken was. Wat had kunnen ontaarden in een vechtpartij was uitgelopen op een formeel debat.
Hoe lang zou het goed gaan? Benito duwde ze in een richting die ze niet eens in overweging wilden nemen, en ze mochten hem helemaal niet. Ze hadden mij op dezelfde manier aangekeken; met openlijke verachting en bittere hoon. Ze wilden wel weg, maar ze geloofden eenvoudig niet dat ontsnapping mogelijk was, en ze zouden het zeker vertikken lang te luisteren naar iemand die niet een van hen was. Benito predikte haat, en het gevolg was dat ze hem haatten. Hij had zijn hersens beter moeten gebruiken. Zoals ik deed. Die koepel: het kon geen planetarium zijn, want er was hier geen hemel. Mogelijk was het een badhuis waar ik me kon wassen en me een onbewaakte toga kon toeëigenen. Ik klom ernaar toe.