'En als ik terugga en jou hier achterlaat?'
Die vraag had ik mezelf ook menigmaal gesteld. 'Ik weet het niet,' zei ik. 'Maar er is nog een andere reden waarom jij nu naar beneden moet gaan in plaats van ik. En die reden is dat jij een beter mens bent dan ik -'
Hij glimlachte sardonisch. 'Ik? De moordlustige dictator die door jou in de achtste kloof is geduwd?'
'Je bent veranderd sinds je in de Hel bent aangekomen. Mij heb je in ieder geval nooit slechte raad gegeven. En daar draait het eigenlijk allemaal om. Als jij het niet verdient om te vertrekken, dan verdien ik het zeker niet. Als jij niet kan ontsnappen, kan ik het ook niet.'
'Ik denk dat ik wel kan ontsnappen. Ik verkies echter hier te blijven.'
'Dus je denkt dat je uit de Hel kan ontsnappen? Bewijs het maar eens.'
Hij keek me recht in de ogen... en toen verscheen er een stralende glimlach op zijn gezicht. Hij draaide zich om, sprong over de kloof en klampte zich vast aan de ruwe vacht. Op dat moment daalde er een geluid op ons neer, een luchtstoot met een bijna subsonische stem erin.
'Carpentier.'
Ik keek omhoog. Het middelste gezicht van Lucifer keek naar beneden langs de kromming van Lucifers borst. Twee schoppende menselijke benen staken als een afschuwelijke sigaret uit een van zijn mondhoeken. Het gezicht sprak, en de rommelende basstem werd aangedragen op een windvlaag.
'Wat ga je tegen God zeggen als je Hem ontmoet?'
Ik gaf geen antwoord.
'Ga je Hem vertellen dat Hij wat moraliteit betreft nog iets zou kunnen leren van Vlad de Spietser?'
Benito hing ver onder me te wachten, zich als een teek vastklemmend in het door de wind opgewaaide haar. Ik sprong over de kloof en klom naar beneden. Naarmate ik lager kwam scheen mijn gewicht toe te nemen. Dat druiste tegen alle natuurwetten in. Het joeg me angst aan. Ik was weer terug in Infernoland, omlaag klimmend naar het zwarte gat dat Grote Boeman daar had doen ontstaan teneinde een kunstmatig zwaartekrachtveld te kunnen opwekken ...
Benito keek me nieuwsgierig aan en vroeg: 'Wat zei hij tegen je?'
Ik schudde mijn hoofd.
We daalden verder af en werden steeds zwaarder. Op een gegeven moment moet ik een paar ton hebben gewogen, en al dat gewicht concentreerde zich in mijn navel. Ik werd niet verbrijzeld en opgeslokt door een zwart gat. Ik had ook niet echt verwacht een zwart gat te zullen aantreffen. Benito keerde zich om tot zijn voeten in mijn richting wezen, en ging verder met klimmen. Ik volgde zijn voorbeeld. We klommen nu naar boven toe. Toen we een ogenblik uitrustten vond ik genoeg adem om te kunnen lachen om de situatie waarin we ons bevonden: twee mannen die over een been van zeker een kilometer kropen, als vlooien in de vacht van de Duivel. Ik verwachtte min of meer langs een penis te zullen komen met de afmetingen van het Empire State Building, en langs zaadballen als dubbele Astrodomes. Maar we zagen alleen maar haar.
Er scheen geen einde aan de klim te komen, maar ten slotte eindigde hij dan toch in een galmende, schemerig verlichte grot van grijze rots. De hoeven van de Duivel torenden nog steeds boven ons uit, groot genoeg om een stad plat te kunnen stampen.
We strekten ons op de gladde rotsbodem uit en bleven een poosje liggen om op adem te komen. Van ergens vandaan klonk het heldere, opgewekte kabbelende geluid van een snelstromend beekje. Het zwakke licht was afkomstig van een klein, fel lichtpuntje recht boven ons. De rotswanden bogen zich boven onze hoofden naar elkaar toe. Ze vormden echter geen koepel maar een schacht, die loodrecht omhoog steeg, naar het verre lichtpuntje.
Na een tijdje stond ik op en ging op zoek naar het beekje. Ik vond het en dronk eruit. Het water was helder en fris. Als je in diepe slaap verzonken bent heb je vrede, en er was een tijd in mijn leven geweest dat ik dacht dat ook in de dood vrede te vinden was. Ik dronk weer van de stroom en ging liggen, met mijn hand in het koele water. Ik had de vrede die in de dood verborgen is gevonden.
Maar Benito was al weer opgestaan. 'We moeten verder!' riep hij, en begon te klimmen. De wand bood meer dan genoeg steunpunten, en hij klauterde naar boven als een spinaap, of als een dikke man die plotseling zo licht is als een veertje.
Hij keek neer vanaf het overhellende dak van de grot. 'Een klim van zevenduizend kilometer, als Dante niet overdreven heeft!' bulderde hij opgewekt. 'Kom je?'
'Ik ben bang van niet.'
'Wat zei je?'
'Nee!'
Ik zuchtte lichtelijk geprikkeld toen ik zag dat hij weer naar beneden begon te klimmen, hoewel ik het min of meer verwacht had. Hij liet zich de laatste paar meter vallen, en het leek inderdaad alsof hij bijna niets woog. Hij zweefde naar beneden als een ballon.
'Wat heeft Satan tegen je gezegd?' vroeg hij.
'Hij vroeg me wat ik tegen God zou gaan zeggen.'
'Wel?'
'Voor ik met God kan spreken moet ik eerst iets weten.'
'En dat is?'
'Ik wil weten wat het doel van de Hel is.'
'Ga met mij mee en vraag het Hem!' riep Benito.