'Alles. Syfilis, gonorroea, framboesia. Alles wat je maar bedenken kan.'
'O. Nou, dan weet ik wel wat jouw "beroep" op aarde was.'
'Maar ik was niet écht een ... Daarom is het zo oneerlijk!' jammerde ze.
'Luister, je bent hier in gevallen. Ben je helemaal boven geweest? Heb je gezien hoe het daar is?'
'Ja.'
'Wat doen ze boven met, laten we zeggen, nachtvlinders?'
Ik keek haar aan. Ze wachtte gespannen op wat ik zou gaan zeggen.
'Ik heb niets gemerkt van een speciale regeling voor hoeren. Waarom vraag je dat?'
'Ik, ik... Luister, sommige meisjes gaan niet echt met de klanten naar bed. Ze nemen een man mee naar een kamer, laten hem vooruit betalen en gaan er dan vandoor. Soms kan je er nog meer uitslepen. Je hebt je uitgekleed en wilt net beginnen, en dan komt plotseling je vriend binnen. Snap je?'
'Ja.' Toen ik in Engeland was ben ik een paar keer op die manier bestolen.
'Nou,' zei ze, 'je zou toch denken dat zo iemand minder erg was dan een echte... prostituée.' Ze keek me weer aan. Ik dacht terug aan die keer in Londen toen een meisje me had meegenomen naar haar kamer, mijn geld in ontvangst had genomen, en verdwenen was uit een badkamer met een onverwachte tweede uitgang, mij woedend en gefrustreerd achterlatend. Als ik haar te pakken had gekregen had ik haar de nek omgedraaid. Maar dat was allemaal heel lang geleden, de herinnering was vervaagd, en eigenlijk was niets erg vergeleken bij waar ik me nu bevond. Daarom loog ik tegen haar. 'Waarschijnlijk zitten de echte hoeren in een cirkel die lager is dan deze. Ik ben nog niet lager dan deze kloof geweest.'
Tevredengesteld liet ze zich terugzakken en begon weer haar lichaam te bestuderen.
Er lagen nog meer mensen om me heen. De meesten zagen er doodziek uit.
Tegenover me zat een man temidden van een hele berg pillen. Alle mogelijke en onmogelijke medicamenten waren vertegenwoordigd: tabletten, capsules in allerlei kleuren, flesjes, hele kleine pillen en pillen die zo groot waren dat zelfs een paard er in zou stikken. Kreunend van pijn bracht de man een pil naar zijn ogen en tuurde ernaar. Ten slotte kwam hij tot een beslissing: hij smeet de pil terug op de stapel. Een ogenblik bleef hij onbeweeglijk zitten. Toen kreunde hij, drukte zijn handen hard in zijn buik en schreeuwde: 'Ik word levend opgegeten!' Hij dook op de berg af en graaide naar een andere pil. Hij slikte de pil door zonder ernaar te kijken. Het scheen niet te helpen, want hij krijste nog harder dan eerst en begon weer een aantal pillen te bestuderen. Ik keek het meisje vragend aan. Ze haalde haar schouders op.
'Hij verkocht geneesmiddelen tegen kanker. Ze werkten alleen als je niet naar een dokter ging. Ergens in die berg pillen zit er misschien een die hem kan genezen.'
'En de rest?'
'Sommige pillen doen niets en andere maken het alleen maar erger.'
Ik huiverde, en verstijfde toen er iets langs ons heen denderde. Het jankte woest en schuim droop van de opengesperde kaken. Ik dacht dat het een dier was, maar dat was het niet. Het was een man.
'Valsemunter. Valsemunters krijgen altijd hondsdolheid', zei het meisje. 'Als ze je bijten duurt het heel lang voor de wond genezen is.'
En ik kon me niet eens bewegen, laat staan verdedigen! Er zat niets anders op dan gewoon te blijven liggen en te wachten. Ik zag mannen en vrouwen met huiduitslag die zo jeukte dat ze zich tot bloedens toe openkrabden, en een man zonder oren, die zich niet bewegen kon en onophoudelijk krijste om water.
'Luister!' schreeuwde hij. 'Zeg tegen Satan dat er een samenzwering aan de gang is om hem omver te werpen. Vertel hem dat als hij me water geeft, ik de namen van de samenzweerders zal onthullen!'
Ze waren allemaal doodziek en leden vreselijke pijnen - behalve een, die dan ook onmiddellijk opviel. Hij zat tegen de wand van de kloof, schuin tegenover me, een cherubijn van middelbare leeftijd, lekker mollig, met twinkelende blauwe ogen boven een gelukzalige, waanzinnige glimlach.
Hij was duidelijk niet goed snik. Was het een geesteszieke, of had een of ander boosaardig virus zijn brein verwoest? Ik moest zo gauw mogelijk maken dat ik hier wegkwam -overal om me heen lagen mensen met de meest afschuwelijke besmettelijke ziekten. Ik probeerde me te bewegen, en hield daar ogenblikkelijk weer mee op. Mijn benen wilden me niet gehoorzamen, en het was alsof mijn ruggegraat tussen de kaken van een bankschroef werd gekraakt. Had ik al een ziekte opgelopen? Ruggemergontsteking, misschien? De dwalende blauwe ogen van de gek vonden mij.
'Op aarde was ik psychiater,' zei hij.
'Ik heb er helemaal geen behoefte aan dat te weten,' zei ik. Ik wilde in feite helemaal niets meer weten. Ik had al meer dan genoeg gezien van de Hel. Ontsnappen was het enige waar ik nog aan kon denken.
Alsjeblieft, hou verder je mond dicht!
'Ze vertrouwden me,' zei de gek opgewekt. 'Ze dachten dat we wisten wat we deden. Ik verdiende vijftig piek per uur met het luisteren naar hun moeilijkheden en problemen. Zou jij dat ook niet gedaan hebben, in mijn plaats?'