Een min of meer menselijke gedaante van drie meter lang, uitgerust met horens en hoeven en een zwiepende staart. Een humanoïde, op een steenbok gelijkende levensvorm. Altijd even welbespraakt, hè, Carpentier? Een humanoïde, op een steenbok gelijkende levensvorm? Een demon zul je bedoelen! Hou jezelf toch niet voor de gek! De demon droeg een man op de wijze van een bowlingbal, met zijn klauwen diep in de rug van de man geslagen. De man kronkelde en verzette zich heftig, maar de demon scheen het niet op te merken. Hij riep naar drie demonen die wat afzijdig van de anderen stonden: 'Hoeveel Newyorkers deze week?'
Ze kwamen hem tegemoet en de vier bleven staan vlak voor het rotsblok waarachter we ons verscholen hadden. Een pakte zijn staart beet en begon met tanden als slagersmessen op de punt te kauwen. 'Twaalf.'
'Maak er maar dertien van. En op aarde is het pas donderdag. Als Afzichtelijk weer de weddenschap wint scheur ik zijn gezicht aan repen.'
'Je zou natuurlijk kunnen vergeten deze aan te geven.'
'Ja, waarom niet?' De eerste demon tilde zijn menselijke last op en bestudeerde hem. 'Hij telt toch nauwelijks mee. Hij heeft een paar honderd piek gestolen van een vriend die het geld nodig had voor een oogoperatie.'
Tegen de man zei hij: 'Je zal het toch niet in je kop halen ons te verraden, hè?'
'Nee. Ik zweer het,' zei de man. Hij kon nauwelijks praten van de pijn.
'En zal je ervoor zorgen je hoofd niet boven het pek uit te steken? Want als we ook maar het puntje van je neus zien -' De demon schudde veelbetekenend met zijn hooivork - 'dan halen we je eruit en hakken we je in mootjes. En dat doet behóórlijk zeer.' 'Ik zal niets zeggen,' zei de man.
'Mooi.' De demon smeet de man de kloof in. Jammerend verdween hij in de diepte, en zijn kreten eindigden in een geluid dat half plof, half plons was.
'Wat is dat voor spul waar ze die man ingegooid hebben?' vroeg Billy.
'Kokend pek,' antwoordde ik.
'Wat had hij op zijn geweten?'
'Hij had een vriend bedrogen.'
'Ik voelde steeds maar de neiging erheen te rennen en te proberen hem te redden.'
'Zelfs al kon ik hem redden, dan zou ik het niet doen,' zei Benito.
De demonen liepen verder. Hun blik was voortdurend op de kloof gericht, net als die van de wachters rond het meer van bloed. Als we voorzichtig waren konden we een voor een het open stuk oversteken door van rotsblok naar rotsblok te -
'Hebbes!' schreeuwde een demon, en ik had ter plekke een hartaanval, open en bloot als ik daar zat tussen twee veel te kleine rotsblokken. Ze konden zich nu ieder moment omdraaien en me aan een hooivork spietsen ... Maar ze zagen me niet. Ze stonden op een kluitje aan de rand van de kloof en staken met hun hooivorken naar iets.
Ze haalden een man op, druipend van de zwarte pek. De tanden van de hooivork staken door zijn lijf, en hij kronkelde wild. De demonen legden hem op de grond en begonnen met hem te spelen.
Ik raakte Billy's schouder aan. 'Net doen of je niets ziet. Terwijl ze bezig zijn kunnen we een flinke afstand afleggen.' We kropen als slangen van dekking naar dekking. Tegen de tijd dat de man ophield met schreeuwen waren we de brug heel dicht genaderd. Onderweg keek ik een keer om; ik kon de aanblik niet verdragen en moest mijn ogen dichtdoen. De demonen hadden hem opengesneden en ontleed als een kikker op biologieles, maar in tegenstelling met de kikker probeerde de man nog steeds te ontsnappen. Benito zette zich schrap als een sprinter aan het begin van de honderd meter.
'Klaar?'
'Ja.'
'Lopen dan!'
We renden uit alle macht naar de brug. Ik hoorde een lage, bulderende kreet van woede. Ik keek niet achterom. Maar toen ik, als laatste, bovenop de brug aangekomen was, zag ik dat de demonen aan de andere kant van de kloof naar de brug toe renden.
Een van de demonen had een voorsprong. Ik zag dat hij het zou gaan halen en bleef een ogenblik als verlamd staan. Toen rende ik de brug af, achter Benito aan. Billy had zijn snelheid verdubbeld.
De demon bereikte het eind van de brug, schuivend en glijdend. Hij zwaaide met zijn hooivork en brulde: 'Kom maar bij Pappie!'
Hij was een onderdeel van een seconde te laat. Billy ontweek de tanden, rende tegen de demon op en klauterde over de reusachtige kop heen naar de andere kant. De demon bulderde van woede en probeerde zijn zes meter lange hooivork om te draaien. Billy beukte met zijn schouder tegen de knie van het monster. De demon draaide zich half om, en ik wierp me met volle kracht tegen de andere knie aan. De demon verloor zijn evenwicht en sloeg met een ontzaglijke dreun tegen de grond.
Billy rolde opzij. De demon kreunde en kromp ineen.
'Rennen!'riep Benito. 'Billy!'
De andere demonen hadden ons bijna bereikt. Ik sprintte naar de volgende kloof, maar bleef op de rand ervan staan. Waar was Billy?
Billy had de hooivork opgeraapt en hief hem omhoog om de demon de genadeslag toe te brengen. Ik gilde: 'Niet doen!' maar het was al te laat. Billy slaakte een triomfkreet en ramde de hooivork in het lichaam van de demon. Hij hief het wapen op voor een tweede stoot, en toen hadden de andere demonen hem te pakken. Ik sprong de kloof in. Tien centimeter lange vingernagels klikten dicht achter mijn nek.