Home>>read Inferno free online

Inferno(50)

By:Larry Niven


'Hij wist al dat we hier waren', zei Corbett, die languit op zijn buik lag met zijn gezicht over de rand. 'Dat signaal was niet nodig geweest.'

'Zonder signaal komt hij niet', zei Benito. De wagen was nu een laaiend vuur aan de voet van de rotswand. Geryon was een zwarte, gedrongen vorm met een lange, dunne, kronkelende staart. Naarmate hij dichterbij kwam werden er meer bijzonderheden zichtbaar. Hij bleef een ogenblik op onze hoogte zweven, glimlachte ons bemoedigend toe met zijn verbazingwekkend menselijke gezicht, en liet zich toen neerglijden op de rand.

Geryon had de afmetingen van een flinke roeiboot, en hij had geen vleugels. Tussen de tenen van zijn achterpoten zaten webben. Zijn bijna menselijke hoofd was onbehaard, zijn mond breed, de kin vierkant en krachtig, de neus heel breed en plat, met grote neusgaten. Het hoofd ging zonder nek over in ronde schouders. Zijn armen waren heel menselijk, ongeveer zo groot als die van mij. Aan zijn lichaam zagen ze er verhoudingsgewijs nietig uit. De handen zagen er vreemd uit: de vingers waren kort en dik, alsof ze bestemd waren voor het uiteenrukken en scheuren van dingen.

Zo te zien was het een zeedier dat zuurstof ademde en een menselijke intelligentie had ontwikkeld. Ik bekeek zijn neus. Het lichaamsdeel was groot genoeg om hem van de benodigde zuurstof te kunnen voorzien en zó gevormd dat het water er niet in binnen kon dringen. Het ontwerp was anders dan dat van de walvisachtigen, maar het zou ongetwijfeld wel voldoen.

Zijn pels leek op een middeleeuws wandtapijt: gouden figuren en arabesken op een blauw-grijze achtergrond. Bijzonder mooi; een tikkeltje opzichtig misschien. Maar eèn hele goede camouflage als hij in zee thuishoorde en gewend was net onder de oppervlakte van door de zon verlicht water te zwemmen.

Alles bij elkaar genomen was hij een heel geloofwaardig buitenaards wezen - afgezien van zijn vermogen om te vliegen - en dat zat me niet lekker. Het was al erg genoeg als Infernoland door mensen was gebouwd, laat staan door interstellaire wezens die de aarde hadden veroverd en dit alles uit de grond hadden gestampt om zich een rolberoerte te kunnen lachen om de ellende van een ander. Geryons stem was heel laag en diep, met een vreemde gonzende klank. 'Hallo, Benito. Drie stuks? Is dat niet wat veel?' Benito was kortaf. Het was duidelijk dat hij Geryon niet mocht.

'Dit is beslist waar datgene wat beslist is moet zijn. En wat betreft het aantal, je zult zelf wel gemerkt hebben dat de verdoemden in steeds grotere getalen binnenstromen -'

'Dat heb ik zeker. Je kan de aanvoer niet meer verwerken, hè? Volgens mij is het einde van de wereld nabij. De Hel raakt vol. Wel, wij die Gods wil doen in de Hel beschikken maar over verdraaid weinig vrije wil, niet, Benito? Klim aan boord. Ik hoop dat ik jullie allemaal tegelijk kan vervoeren.' Hij had op joviale toon gesproken, zonder bitterheid, en met slechts een vleugje ironie.

Mijn voet raakte iets hards toen ik op Geryons redelijk vlakke rug klom. Ik keek. Het duister maakte het moeilijk om te zien, maar om Geryons buik zat een metalen band die bedekt was met materiaal dat dezelfde kleur had ais zijn bonte vacht.

Een anti-zwaartekrachtmachine?

Ik ging vlak achter de kop van het monster zitten. Billy sloeg zijn armen om mijn middel. Corbett nam achter Billy plaats, en Benito ging als laatste zitten, vlak voor de twee angels in de gevorkte staart. Geryon keek me grijnzend aan over zijn schouder en duwde zich af van de rand. Billy klemde zich krampachtig aan me vast. Ik zag dat hij zijn tanden op elkaar beet en zijn ogen stijf dichtgeknepen hield.

Duisternis spreidde zich voor me uit, hier en daar doorboord door vuren die zich aaneenregen tot concentrische bogen, als lichtspoormunitie in de nacht. Geryon maakte een bocht en daalde in een langzame spiraal. De rode waterval brak in een regen van schuim en rondvliegende droppels stuk op de rotsen. Billy kneep zo hard dat ik bijna geen adem kon halen, maar ik zei niets. Ik hoorde hem achter me kreunen. We landden.

'Je eerste vlucht, Billy?' zei ik. 'Ja.'

'We zijn geland. Je kan me loslaten.'

'O.' Hij liet me aarzelend los en klom op wankele benen van Geryons rug af. Ik volgde hem.

Toen iedereen afgestegen was steeg Geryon een paar meter de lucht in en bleef daar hangen. 'Hé, Benito', riep hij. Zijn stem droop van geveinsde kameraadschappelijkheid, wat onheilspellender klonk dan welke dreiging ook. 'Hoe komt het toch, Benito, dat de mensen die in jouw gezelschap reizen nooit terugkomen?' Het monster vloog grinnikend weg. Corbett vroeg heel terloops, alsof het hem eigenlijk allemaal niets kon schelen: 'Ben je hier al eerder geweest, Benito?'

'Ik heb inderdaad al anderen gered', antwoordde Benito. 'Hoeveel?'

'Zes. Een per keer. Hoeveel er in het begin ook met mij meegaan, het schijnt dat er altijd maar een tegelijk de uitgang kan bereiken. Misschien hebben we dit keer meer geluk.'

'Wat gebeurt er met de anderen?' vroeg ik. 'Waarom ben je iedere keer teruggegaan in plaats van zelf te ontsnappen ?' vroeg Corbett.