De wachters zagen er vreemd en een beetje lachwekkend uit in hun kostuums. Enkele ervan herkende ik: hakenkruisen van de Nazi's, het groen van Amerikaanse GI's; Coldstream Guards en Hooglanders; het blauw en grijs van de Burgeroorlog; helmen uit de eerste wereldoorlog, en roodjassen uit de Vrijheidsoorlog; legionairs uit Rome en hoplieten uit Griekenland; Aziatisch aandoende uniformen, met lange mantels, rieten schilden en speren met gouden appels aan het eind van de schacht; gele mannen in dierenvellen, rode en zwarte mannen in weinig meer dan oorlogskleuren, en spiernaakte blauwe mannen. Blauw? Britten marcheerden voort naast legionairs, gevolgd door mannen en vrouwen in overalls die kleine machinepistolen droegen van een soort die ik nog nooit gezien had.
En ze hielden allemaal het meer in de gaten, zonder ophouden, geen ogenblik verslappend. 'Ze zullen ons hier in ieder geval niet zien,' zei ik. 'Wat nu?'
'We moeten het meer oversteken,' zei Benito. 'Er is een plek waar het slechts enkeldiep is. In andere gedeelten stijgt het tot boven onze hoofden. De verdoemden staan op een diepte die overeenkomt met de gewelddaden die ze op aarde hebben gepleegd.'
'Dat water ziet er heet uit; de damp slaat er vanaf,' zei ik. 'Het is kokend bloed.' Benito lachte vreugdeloos. 'Wat kun je anders verwachten voor de Gewelddadigen?' Een ogenblik stonden we als aan de grond genageld. Toen schreeuwde Corbett: 'Daar ga ik niet in!'
'Jerry -'
'Ik ben al eens levend verbrand, weet je nog? Dat halen we nooit! Als onze enkels gekookt zijn vallen we op onze knieën, en als die gaar zijn tuimelen we er languit in!'
'Toch kun je zelf zien dat iedere man en vrouw in het meer rechtop staat.'
De kalme stem maakte een eind aan Corbetts panische monoloog. Hij keek om zich van de waarheid van de woorden te overtuigen. Ik had al gezien dat Benito gelijk had. Ze stonden rechtop, wat betekende dat hun gekookte ledematen nog steeds functioneerden. Het betekende helaas ook dat de pijn gewoon doorging...
'De wachters zullen ons niet toestaan naar believen door de Hel te dolen,' waarschuwde Benito. 'Daar ze niet weten welke straf we verdiend hebben, is het mogelijk dat ze ons naar het diepste gedeelte dwingen en ons daar houden. Je hebt gezien dat hun wapens niet doden, maar ze kunnen ons er wel mee verwonden.'
Laten we hier blijven, Carpentier. Dat mausoleum is nog zo gek niet en die muziek begint steeds beter te klinken. 'Ze mogen ons niet opmerken. We moeten zo weinig mogelijk gillen.' Benito was volkomen ernstig, zonder een spoortje humor. Hij zwierf al zo lang rond in de Hel dat pijn en lijden voor hem heel gewone zaken waren waar je je niet druk over maakte.
'Er is misschien een betere weg,' zei Corbett langzaam, en hij wees. 'Allen, wat zie jij daar?'
'Een eiland,' zei ik. Het was laag en vlak en bevond zich ongeveer twee kilometer rechts van ons. Nevels en dampen onttrokken het gedeeltelijk aan het oog, maar ik zag wel dat er meer mensen op het eiland opeengepakt stonden dan er in het water spartelden, het water waarvan Benito had gezegd dat het kokend bloed was.
Dichterlijke rechtvaardigheid, maar dan tot in het oneindige overdreven, zoals alles hier. De mensen die daar gekookt werden waren in hun leven ongetwijfeld moordenaars geweest, of beulen, kidnappers, brandstichters wellicht. De gewelddadigen. Wel, we wisten nu in ieder geval hoe we aan de andere kant konden komen. 'Benito, kunnen we niet via dat eiland oversteken?'
Benito staarde ernaar met uitpuilende ogen, zijn grote vierkante kaak vooruit gestoken. 'Ik wist niet dat er in Acheron een eiland lag. In Dante is daar niets over te vinden.' 'Ik neem aan dat hij het kokende bloed wel noemt?' 'Vanzelfsprekend. Hij beschrijft ook de doorwaadbare plaats die ik al eerder heb gebruikt. De plek wordt zwaar bewaakt, en misschien biedt het eiland ons een betere kans.' Hij dacht even na. 'Dante zegt ook niets over het schip.' 'Het schip?'
'Ja, Allen, aan de andere kant van Acheron ligt een houten zeilschip. Het is gezonken en het dek bevindt zich nét onder de oppervlakte. Ik ben aan boord van het schip geweest. Er zitten roosters in het dek en onder die roosters bevinden zich verdoemde zielen.'
'Zeker slavenhalers,' opperde Corbett. 'Waarschijnlijk,' zei Benito.
Maar hoe kon het dat Benito aan boord van het schip was geweest? Was hij misschien daaruit ontsnapt? Of uit een niveau dat nog dieper lag? Ik durfde het hem niet te vragen, maar hoe konden we hem vertrouwen als we niet wisten welke misdaad hij had begaan ?
Aan de andere kant, we hadden geen keus, we móesten hem wel vertrouwen.
'Die slavenhalers zijn ons probleem niet', zei Corbett. 'Ik denk dat we het beste het mausoleum weer kunnen binnengaan en verderlopen tot we een plek gevonden hebben die recht tegenover het eiland ligt. Dan wachten we een gunstige gelegenheid af en rennen naar het eiland toe.' We keken elkaar aan en knikten instemmend. We stapten de marmeren gangen weer in en liepen langs wanden met planken die vol stonden met urnen. Ik ademde diep de koele, vochtige lucht in. Die zou ik missen als ik aan de andere kant van de muur was, in het meer van kokend bloed.