Home>>read Inferno free online

Inferno(36)

By:Larry Niven


Benito zei met een scheve glimlach: 'Benijd je hem die graftombe?'

'Als je het zo graag weten wilt, op school schreef ik al beter dan hij ooit gedaan heeft!'

'Het feit dat je dood bent heeft je ego niet aangetast', zei Corbett. 'Mooi. We begonnen al te denken dat je voor ons verloren was.'

'Hij heeft vazen die groter zijn dan de fles waar ze mij ingestopt hebben!'

'Je was een agnosticus,' zei Benito. 'Zelfzuchtig, maar niet in hevige mate. Gelet op de afmetingen van zijn graftombe zou ik zeggen dat hij zijn eigen godsdienst heeft gesticht. En mogelijk aanbad hij zichzelf.'

'Nee, zo doortrapt was hij nu ook weer niet, hij deed het meer bij wijze van grap. Maar hij heeft er zeker twee gesticht, als het er niet meer zijn. Niet dat er volgelingen waren, of dat het ooit zijn bedoeling is geweest dat er volgelingen zouden komen. In de ene moest iedereen aan de anderen vertellen wat ze graag wilden horen, en de andere was de Kerk van God de Vrij Bekwame. Misschien had ik zelf ook mijn eigen godsdienst moeten stichten.' 'Waarom heb je dat niet gedaan?' vroeg Corbett. 'Omdat ik nooit inzag wat voor zin het had om de draak te steken met mensen die iets hadden gevonden om in te geloven.' Ik draaide me om naar het grote, opzichtige bouwwerk. 'Maar nu weet ik het. Dat is de zin.'

Benito schudde in verwondering zijn hoofd. 'Ik twijfel aan je verstand. Hij zit daarin gevangen, en jij bent hier, vrij om te ontsnappen.'

Ik gaf geen antwoord, maar hij had gelijk. We wendden ons af. Ik kon nog een tijd lang de groene weerspiegeling voor ons aan en uit zien flitsen.



ZO IS HET LEVEN



We waren verdwaald in de eindeloze gangen van de doden.

Benito wandelde onaandoenlijk en lijdzaam voort, maar op Corbetts gezicht was een grimmige, verbeten uitdrukking verschenen, wanhoop die maar nét in bedwang werd gehouden. Ik hield mijn eigen gedachten voor me. Maar ik herinnerde me dat Grote Boeman het vermogen bezat ruimte en tijd te verbuigen.

We liepen al een hele tijd. Misschien was er wel helemaal geen uitweg.

En als het ons zou lukken uit het doolhof te komen, wat dan? Benito zei dat we de eeuwigheid tot onze beschikking hadden. Eeuwigheid in Infernoland. Of in de Hel. Grote Boeman of God, het maakte niets uit; het probleem was hoe te ontsnappen.

Ik had eens, een hele tijd geleden, een zweefvliegtuig gebouwd en ermee gevlogen. Als ik door die muur kon komen en stof voor de vleugelbekleding kon bemachtigen, zou ik het weer doen.

Maar ik zou het wel zonder hulp van Benito moeten doen. Je hebt beloofd dat je met hem mee zou gaan, Carpentier. Naar het centrum helemaal beneden, en naar buiten, op zijn manier. Je kan je aan je woord houden, je kan je belofte ook breken; maar als je het laatste doet, zal je het voortaan zonder Benito moeten stellen.

En als hij nou eens gek blijkt te zijn? Of een agent van Grote Boeman?

In dat geval ben je op jezelf aangewezen. Vergeet het maar. Benito kon misschien bij die verdomde bureaucraten lospeuteren wat we eventueel nodig hadden, iets waar ik niet toe in staat was, dat wist ik. Stof voor de bekleding zou ik nog wel kunnen bemachtigen - in het ergste geval kon ik de lijders aan catatonie hun nachtgewaad van het lijf scheuren - maar hoe moest ik langs de demonen die de muren en de poort bewaakten?

Ik wierp een steelse blik op Benito. Onverstoorbaar, geduldig zijn lot dragend, met een onwankelbaar geloof in God en de reisbeschrijving van Dante Alighieri. En de belofte van Carpentier. Als we ooit uit dit doolhof kwamen zou hij naar beneden gaan. We konden hem volgen of niet.

De lucht om ons heen werd warmer. We gingen een hoek om en zagen een muur vol roodgloeiende urnen. De vloer scheen iets op te lopen.

Corbett slaakte een vreugdekreet. 'Deze kant op! Naar de muur!' Zijn stem klonk misplaatst in het mausoleum. Ik verwachtte dat Benito zou protesteren, maar hij zei niets en ik vroeg me af of hij iets wist dat wij niet wisten. 'We zouden een hele optocht kunnen maken,' schreeuwde Corbett, buiten zichzelf van vreugde dat we een uitgang gevonden hadden. 'Gewoon die urnen openmaken en de as op de grond uitstrooien.'

'Eens ben ik nog veel verder gegaan,' zei Benito. 'Ik trachtte een kleine staat te stichten met mijzelf aan het hoofd.' 'Niet gelukt?' 'Nee.'

'Waarom niet?'

Hij gaf geen antwoord, en na een tijdje werd het ons duidelijk dat het antwoord nooit zou komen. Weer iets om over na te denken.

We kwamen bij een splitsing en waren weer terug in het koele marmer. We volgden de gang een eindje, aarzelend, omdat we bang waren dat hij weer terug zou leiden naar de eindeloze grafkelders. Er kwam een bocht in zicht. Ik liep voor de anderen uit en sloeg de hoek om. Een golf van hitte kwam me tegemoet. Ik hield mijn hand voor mijn ogen om ze tegen de felle rode gloed te beschermen -

'Uw papieren, alstublieft?' Ik tuurde tussen mijn vingers door.

Ik zag een omhoog torenende muur van roodgloeiend ijzer, met een deur die in twee helften was verdeeld. De onderste helft was gesloten en fungeerde als balie voor de persoon die erachter stond, half schuilgaand in het donkere interieur dat messcherp afstak tegen de heldere rode gloed. Hij had een stapel formulieren in zijn hand. Er viel geen spoor van herkenning op de verveelde tronie te ontdekken. Het had dezelfde klerk kunnen zijn, maar evengoed een andere. 'Wel, uw papieren? Kom op, ik heb geen eeuwigheid de tijd.' Hij duwde de stapel formulieren naar me toe. 'Voor u naar boven mag zult u eerst deze moeten invullen. Zo staat het in de voorschriften.'