En ze hebben jouw lijf, jouw lijf, Carpentier, zo veranderd en bewerkt dat de meest afschuwelijke wonden binnen een paar minuten helen. En ze hebben die veranderingen aangebracht zonder dat je er weet van had.
Je theorie begint een beetje hol te klinken, vind je ook niet, Carpentier? Een aardig sprotje rationalisaties, maar zo lek als een mandje. In welk opzicht verschillen deze Bouwers van God Zelf? Wat kan God dat zij niet kunnen ? En ergens in mijn achterhoofd weerklonken steeds maar de laatste woorden die ik geschreeuwd had voordat ik uit de fles was bevrijd.
Corbett was opgestaan en pelde vlokken verkoolde huid van zijn borst en schouders. 'Heet hier,' zei hij. Ik knikte en staakte mijn dagdromerij. Het was hier inderdaad heet. Zelfs de tomben die niet gloeiden straalden dofrood. Hier en daar laaiden vlammen op uit open schachten. Het moest wel pijnlijk zijn voor Corbett met zijn nieuwe huid.
Ik herinnerde me weer waar we waren: binnen de muren van Dis. Hoe moesten we ooit weer buiten komen? We waren omringd door verzengend hete graftomben, vlammen, vuur, hitte, behalve in één richting waar de rode gloed onderbroken werd door duisternis.
'We moeten hier weg zien te komen,' zei ik tegen Benito. 'Anders verbranden we -' Levend? Ja, inderdaad, levend. We konden niet sterven. Je gaat maar één keer dood, Carpentier.
'Natuurlijk moeten we hier vandaan', zei Benito. 'Ik herinner je aan je belofte. Ik heb je geholpen met het zweefvliegtuig, het is je niet gelukt, en nu staat je nog slechts één weg open: naar beneden.'
'Welke kant moeten we op?' vroeg ik. Het kon me op dat moment niet veel schelen.
'Ik ben er niet zeker van. We kunnen het beste daarheen gaan waar de temperatuur wat aangenamer is.' Hij ging ons voor in de richting van de duisternis. De donkere plek lokte ons met beloften van koelte en frisse lucht. We zochten ons behoedzaam een weg door een doolhof van gloeiende graftomben en schachten en kuilen waarboven vuur danste. Naast iedere schacht en kuil lag een reusachtig deksel dat precies de afmeting had van het gat waar het bij hoorde. De hittezone ging over in een doolhof van wit marmer. De hitte hield abrupt op, alsof we door een geïsoleerde deur waren gestapt, maar er was geen deur. Ik was zelfs niet verbaasd. Ze moesten tegenwoordig met grover geschut komen dan onzichtbare hitteschilden voor mijn wenkbrauwen de hoogte ingingen.
Corbett wankelde een gang in en liet zich met een zucht van genot op de grond zakken, met zijn rug tegen het koele marmer. Hij moest zijn nek verdraaien om zijn hoofd niet te stoten tegen het koperwerk boven hem. We bevonden ons in een gebouw dat zich naar alle kanten oneindig ver uitstrekte. De gangen waren ongeveer vijf meter
breed en bijna even hoog. Alle wanden waren bedekt met vierkant uitgehouwen marmeren platen en rijen koperen gedenkplaten en slanke bronzen - wat? Vazen? Ik las een paar van de inscripties. Naam, geboortedatum, sterfdatum. Soms een prullig gedicht. Het waren grafkelders, die bronzen dingen waren inderdaad vazen, en vanzelfsprekend stonden er geen bloemen in. De gang scheen naar beide zijden oneindig lang, en op regelmatige afstanden waren er zijgangen. Miljoenen en miljoenen grafkelders ... 'Nog meer ongelovigen,' zei ik.
'Ja,' antwoordde Benito.
'Maar ik was ook een ongelovige. Een agnosticus.' 'Natuurlijk.' 'Waarom natuurlijk?'
'Ik heb je toch in het Voorportaal gevonden?' zei Benito. 'Maar nu ken je de waarheid.'
Ik wist daarop een pittig en afdoend antwoord, maar het bleef in mijn keel steken. De waarheid was een vluchtig iets, hier in Infernoland. Ik kon praten over geavanceerde technieken tot ik een ons woog, Benito zou ze hardnekkig wonderen blijven noemen.
Ik was zelf getuige geweest van een wonder. Een gecompliceerde breuk was voor mijn ogen genezen, binnen enkele minuten. En toch was ik geen robot!
Maar Infernoland was kunstmatig, het was door iets of iemand gebouwd, dat wist ik absoluut zeker. Goed, Carpentier. Een bouwwerk impliceert een bouwmeester. Iemand moet het ontworpen hebben. Zoek een Hoofdingenieur uit voor de Bouwers en noem hem ... hoe zal ik hem noemen? Ghod, Ghu, Roscoe, de Hoogste? Nee, noem hem gewoon Grote Boeman.
Een vraag, Carpentier. In welk opzicht verschillen de hoedanigheden van Grote Boeman van die van God Almachtig? Zijn scheppingen zijn kleiner, zeg je? Dit hier heeft de afmetingen van een planeet, Carpentier. Voor hetzelfde geld kan de Grote Boeman nog veel grotere dingen bouwen. Sterren, melkwegstelsels, hele universa. Natuurwetten? Hij kan ze volledig naar zijn hand zetten, ze opheffen als hij dat wil. Neem Infernoland: een kegel ter grootte van een planeet, even stabiel als een bolvormige wereld in de gewone ruimte. En - en hij kan de doden opnieuw tot leven wekken! Mij, bij voorbeeld! En Corbett, die ze onmogelijk hebben kunnen bevriezen. Jan Petri, die gezondheidsfreak, die ze hebben gecremeerd, Carpentier, verbrand tot een hoopje vettige as en een paar stukjes bot, en die nu herrezen is zodat ze hem kunnen martelen. De Grote Boeman kan scheppen. Hij kan vernietigen. Hij kan de doden opwekken en de zieken genezen. Had Christus ooit méér gedaan?