De eenentwintig Analistes waren lang, dun en, op één na, blank. Hoe dun ze waren, viel het beste te zien toen de meisjes in een bikini over de catwalk moesten lopen, met een telefoon van Samsung om hun nek. In de zaal zat minstens één toeschouwer die dacht: wie heeft toch ooit bepaald dat iedereen het mooi zou moeten vinden als vrouwen er ziekelijk dun uitzien? Die toeschouwer dacht dat heus niet alleen maar omdat hij zelf een liefhebber was van vrouwen die er heel anders uitzagen.
Na de badpakkenronde werd iets wat op een brancard leek naar het toneel gereden. Was die nodig om een van de ondervoede kandidates af te voeren? Nee. Het was een marimba, een soort xylofoon, waarop nog meer klassieke muziek werd gespeeld.
Aan het einde van de avond had een van de lange dunne meisjes de verkiezing gewonnen. Winston Gerschtanowitz, de presentator, zei tegen haar: “Je hebt gewonnen.”
Het meisje zei: “Ja.”
Winston vroeg: “Ben je blij?”
“Ja,” zei het meisje.
“Hoe vind je het?” vroeg Winston.
“Ja,” zei het meisje. “Geweldig.”
Winston vroeg wat ze nu ging doen.
Het antwoord luidde: “Voor Elite werken.”
Bij de uitgang stonden goodie bags te wachten op de gasten. Op de goodie bags stond met grote letters: ‘When Samsung is everywhere, imagination lives’. Maar alleen de winnares van de modeilenwedstrijd had, als prijs, een telefoon van Samsung gekregen.
De vrouwen kregen een zwarte papieren tas mee naar huis, de mannen een witte. In de tas zat: een bon voor vier euro korting op Essential Color haarkleuring bij Kruidvat, een bon voor één fles prosecco per diner cadeau bij een restaurant en een mascara van Rimmel. Verder kregen de vrouwen een fles Fa shower cream. De mannen kregen een fles shampoo van Syoss, voor ‘dof, glansloos haar’.
7
Eén ding
Als schrijver kom je weleens bij de mensen over de vloer. Ze willen praten over het boek dat je hebt geschreven. Niet zelden gaat het daarbij om mensen die zich hebben verzameld op basis van hun afkomst.
Zoals de mensen in de synagoge bij het Stadionplein. Voor de deur stonden twee bewakers. Kennelijk is dat nodig wanneer joden zich in Amsterdam verzamelen. Binnen was er boterkoek, er was frisdrank en zelfs wijn.
Dit was het eerste wat de joden vroegen: “Heb je boeken bij je? Misschien kun je er hier nog een paar verkopen.”
Daarna ontstond een fijn gesprek. Je kunt er niet de vinger op leggen wat het is, maar in de omgang met mensen die dezelfde afkomst hebben als jij, krijg je het gevoel: ik ben veilig, dit zijn mijn mensen, ze zullen me niet voor onaangename verrassingen stellen.
De joden vonden het boek mooi, alleen begrepen ze één ding niet: die joodse hoofdrolspeler uit dat boek, wat moest die toch met die zwarte vrouwen, waarom nam hij niet gewoon een joods meisje, wat was er mis met die jongen?
Een paar weken later.
De Surinaamse vrouwenleesclub Wortu verzamelde zich in een buurthuis in de Rotterdamse wijk Delfshaven. Voor de deur stonden geen bewakers. Binnen zaten dertig Surinaamse vrouwen en één Surinaamse man. Er was nasi en gemberbier. En er was een Rotterdams gemeenteraadslid, er waren leraressen van middelbare scholen. Dit waren vrouwen die puur over de inhoud wilden praten. Het boek vonden ze mooi, alleen begrepen ze één ding niet. Ze vroegen zich niet af hoe het mogelijk was dat die hoofdrolspeler de voorkeur gaf aan zwarte vrouwen boven joodse, nee, het ging meer om de personages in het boek die net zo zwart waren als zijzelf. Moesten die echt negers worden genoemd? Was het niet bekend dat neger een woord was dat niet mag worden gebruikt?
Weer een paar weken later.
De bibliotheek van Someren, in het zuidoosten van Brabant. Er waren Brabanders, en thee met biscuitjes. Op het dorpsplein van Someren was de jaarlijkse kermis aan de gang, maar er stonden geen bewakers voor de deur van de bibliotheek.
De bezoekers waren niet per se geïnteresseerd in de joodse en zwarte personages. Het boek vonden ze mooi, alleen begrepen ze één ding niet: de Hollanders uit dat boek, waarom waren die zo racistisch? Zo zijn Hollanders niet, daar waren alle aanwezigen het over eens. Inclusief de meneer die drie keer zei dat hij niet op Geert Wilders ging stemmen, maar die was wél de enige politicus die durfde te zeggen waar het op stond.
Aan het einde van de lezing werd de vraag gesteld, de vraag waar het om ging: in het boek stond één zinnetje over Brabanders. Het was een zinnetje over het vooroordeel van mensen die denken dat Brabanders altijd liegen, omdat ze katholiek zijn. Daar hadden de Brabanders nog nooit van gehoord. Waarom zou iemand denken dat Brabanders altijd liegen? Kwam het doordat katholieken mogen biechten? Hoe kon iemand zoiets opschrijven in een boek?