Home>>read In het wild free online

In het wild(29)

By:Robert Vuijsje


Een paar dagen later kwam Dick senior aan de telefoon. Inmiddels was hij gepensioneerd, hij woonde in Spanje. “Desi en ik waren vrienden, we deden alles samen,” vertelde hij.

De dag na de coup moest Staphorst zijn wapens komen inleveren, waarna hij in elkaar werd geslagen door Paul Bhagwandas, de collega-couppleger van Desi. “De beul en slachter van Paramaribo noem ik hem. Terwijl ik op de grond lag, schopte Bhagwandas met zijn legerschoenen in mijn gezicht.”

Staphorsts kaak was gebroken, hij lag anderhalve maand in het ziekenhuis, en vertrok daarop direct met zijn gezin naar Nederland.

“Desi heeft nog wel min of meer z’n excuses aangeboden,” zei Dick senior. “Althans, hij is naar het ziekenhuis gekomen om te kijken hoe het met me ging. Helemaal volgehangen met wapens en messen was hij toen. Zijn hele gezicht was verstard, hij was een ander mens geworden. Ik haat hem niet, maar voordat ik weer met Desi praat, vind ik dat hij verantwoordelijkheid moet nemen voor de Decembermoorden. Bij de slachtoffers zaten mensen met wie ik bevriend was. Ik vind dat Desi moet vertellen wat er toen is gebeurd.”

Het leek niet een familiegeschiedenis die uitnodigde tot grote vriendschap, maar zoon Diego kwam graag in huize Bouterse. “Dan leggen we een kaartje, een Surinaamse variant op klaverjassen. Desi kan geweldig kaarten, over het algemeen wint-ie. Hij is een winnaar. Ik vind dat hij president moet worden.”



Desi’s tweede echtgenote bevond zich op het terras. Evenals zijn eerste echtgenote heet ze Ingrid, haar meisjesnaam luidt Waldring. Ook de dochter van Desi en Ingrid was van de partij. “Ze heet Jen-ai,” vertelde Ingrid. “Een Chinese naam. Het betekent: zij die van mensen houdt.”

Desi en Ingrid hadden meer kinderen in huis. Ingrid: “Desi heeft nog een kleinzoon uit zijn eerste huwelijk, en ik heb twee kinderen van m’n overleden zus.”

Desi: “Ik heb veel kinderen thuis, omdat ik van ze hou. Ik heb een aantal kleintjes, maar ondertussen zijn er ook een paar groot geworden.”

Ingrid is van Chinese afkomst en Desi is indiaans en creools. “Juist een type als Bouterse, die is opgegroeid in Suriname, weet eigenlijk niet meer wat-ie zelf is,” zei Desi. “Dat je Chinees bent, dat je indiaans bent, dat je jood bent – over twintig of dertig jaar kun je bijna niet meer zeggen wie wat is. Er zullen wel kenmerken zijn, maar ik denk dat het nationale gevoel voorop staat.”

Ingrid verzorgde de kleding van Desi. “Ik ga de winkels in, omdat hij geen tijd heeft,” onthulde ze.

“Mijn vrouw is erg modebewust,” aldus Desi. “Soms laten we de kleding maken, het is een hobby. Het meeste wordt hier gemaakt, soms krijg ik ook zaken vanuit het buitenland. Ik kan heel veel Versace kopen, uit Turkije, voor vijfentwintig euro. Je moet ook een beetje aan de portemonnee denken.”

“Hij is een lieve echtgenoot,” zei Ingrid. “Desi is niet vaak thuis, omdat hij altijd bezig is met het volk. Als hij niet hier is, gaat hij naar het binnenland. Thuis is hij heel gezellig. Meestal kook ik, soms doet Desi het. Hij maakt bruine bonen en indiaans peperwater, dat is vlees met veel peper.”

Desi vertelde: “Kijk, je moet ervoor zorgen dat je het stukje familieleven wel in stand houdt, anders gaat er verwijdering optreden. Want ik ben aan het werk, ik ga naar het werk, of ik kom van het werk. Elke ochtend zitten we bij elkaar, m’n kinderen moeten dan naar school. Krantje lezen, koffie drinken. Anders loop je je te pletter, dan loopje echt tegen de muur.”

Voortdurend veegde Desi met een zakdoek de tranen uit zijn ogen. “Binnen de familie hebben we druk op het oog, erg gevaarlijk. Doordat ik me met een aantal zaken bezighoud, ben ik in staat om het te controleren. Het heeft z’n weerslag wanneer de vermoeidheid optreedt, zoals vandaag. Omdat ik mezelf geen rust gun. Ik kan eindeloos doorgaan.”

Hij analyseerde zijn relatie met Nederland. “Ik heb er veel familie, ik heb kinderen daar. Dus dat stukje is een wezenlijk onderdeel van het geheel hier in Suriname. We kunnen niet blijven klagen over de slaven zus en de slaven zo. Er zijn tijdens de slavernij dingen gebeurd in Suriname, maar wij sluiten de zaken af.”



Op het terras van café De Punt was een half-uur verstreken. Desi zat nog steeds naast je, de sfeer viel te omschrijven als: gezellig. Je vroeg of de staatsgreep van 1980 het belangrijkste moment uit zijn leven was.

Hij zei: “Het heeft m’n leven veranderd. Maar of het het belangrijkste was, dat zou ik niet kunnen zeggen. De geboorte van je eerste kind is ook een belangrijk moment.”

Desi’s eerste kind heette Dino. Hij zat in een Surinaamse gevangenis, voor een grote wapenroof. Je wist dat Desi daar vast niet over wilde praten, maar je dacht: ik waag het erop.